FIETSEN: Maasgouw

Maasgouw is een gemeente aan beide zijden van de Maas in Midden-Limburg ten zuiden van Roermond. De landkaart bekijkend zou de Romeinse geschiedschrijver Plinius de Oudere zich afgevraagd hebben of de gemeente tot het land of tot het water behoort. Maas, Oude Maas, Julianakanaal, Kanaal Wessem–Nederweert, Kanaal Linne–Buggenum en een heleboel gegraven Maasplassen maken een flink deel uit van het grondgebied. Alles staat ook met elkaar in verbinding, zodat de loop van de echte Maas vaak nauwelijks apart is te herkennen. 

De woonkernen in het gebied zijn – in volgorde van opkomst tijdens mijn fietstocht – Panheel, Wessem, Maasbracht, Ohé en Laak, Stevensweert, Heel en Beegden. Thorn en Linne hebben het nakijken. Op de Beegderhei werd al eens gewandeld (‘Beegderheide’. In: Paradijs, 2022).

Dinsdag, 4 oktober 2022, Werelddierendag. Ik start op een weg tussen De Lange Vlieter en de Boschmolenplas, twee grote zand- en grindgaten, onderdeel van de Maasplassen. Mijn aandacht wordt meteen getrokken door enkele plantjes zonder blad, vol in witte bloesem, met enigszins verhoute stengel. Ben eerst in verwarring, maar nadat ik meer populaties gezien heb, begint het te dagen. Het is de ‘makkelijk’ te herkennen kruisbloemige met vier gespleten kroonblaadjes en kleine korte ronde hauwtjes: grijskruid.

Ik volg een stukje Napoleonsweg (de N273, die loopt tussen Blerick en Ittervoort), volgens Rijkswaterstaat een gevaarlijke weg door het eentonige karakter. Bestuurders zouden in trance raken door de rechte weg met bomen op regelmatige afstand. Ik raak niet in trance, wel verrast door de grote hoeveelheid vlasbekje onder die bomen.

Na getuige te zijn geweest van de overvloedige appeloogst in een grote boomgaard, kom ik langs het Leerke Ven in Panheel, waar het gigantische pretpark Fun Beach is gevestigd. Hier kun je op velerlei manieren in het water plonsen. In de bosrand een mooie populatie van de grote parasolzwam, die zijn hoed aan het ontvouwen is.

Via Sluis Panheel kruis ik het Kanaal Wessem–Nederweert (een verbinding tussen Zuid-Willemsvaart en Maas) en vervolgens onder de A2 door. Langs deze snelweg is in Wessem weer zo’n gigantisch distributiecentrum in aanbouw door het Amerikaanse bedrijf Panattoni. Voor wie dan? Dat is nog niet eens duidelijk, want het staat ‘Te Huur’.

Alle Maria straatkapelletjes en Christus beelden zijn te talrijk om nog te benoemen, maar een straatkapelletje gewijd aan St. Petrus valt dan wel meteen op. St. Petrus staat trouwens met een zakdoek zijn hoofd af te vegen. Waarschijnlijk breekt het zweet hem uit nadat de haan aan zijn voeten driemaal heeft gekraaid.

Ver buiten de bebouwde kom (van Thorn) ligt de Zegershof, een bijzondere vierkante langgevelboerderij, met een poort die uitkomt op een binnenplaats die aan alle kanten is omgeven door bedrijfsgebouwen. Het gebouw is laat negentiende-eeuws.  

In een extensieve weide een tiental koniks, allemaal uniform grijs gekleurd. De verzorgers hadden de staarten wel eens mogen ontdoen van alle klitvruchten, het is tenslotte Werelddierendag.

Wessem heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot het jaar 965. Het kreeg al rond 1300 stadsrechten. Het heeft een grote schutterij (St. Joris), een beschermd stadsgezicht en een mooie Maasboulevard met de Sint-Medarduskerk. Ter hoogte van Wessem voegen Julianakanaal en het Kanaal Wessem–Nederweert zich bij de Maas.

Samen met de A2 steek ik de Maas (en nevengeulen) over naar Maasbracht. Hier staat de Clauscentrale, één van onze grootste elektriciteitscentrales, gasgestookt. Een groot deel van de dag beheersen de ovens en schoorstenen de horizon.

Net ten zuiden van Maasbracht kondigt een bord langs de weg het smalste stukje Nederland aan, in de gemeente Echt-Susteren. Ik heb het nagemeten (op de kaart). Bij Susteren is Nederland nog geen vijf kilometer breed tussen de Duitse grens (het meest westelijke puntje van Duitsland) en de Maas, die hier Grensmaas is en de grens vormt met België.

Overal zijn de akkers geoogst en weer ingezaaid met groenbemesters. Opvallend veel lokale wegen zijn bezaaid met essenblad, uit de laanbomen gewaaid omdat de takken lijden aan de essentaksterfte.

Net ten noorden van Echt kruis ik het Julianakanaal en fiets richting Ohé en Laak. Dit dorp ligt samen met Stevensweert op een voormalig ‘Eiland in de Maas’ tussen twee Maasarmen, de Grensmaas en de Oude Maas.

Het bordje Chateau Contelmo maakt me nieuwsgierig. Hoewel het terrein nu een hoogstamboomgaard is met vele oude rassen, een paradepaardje van het Pomologisch Genootschap Limburg, verwijst de naam Contelmo (eigenlijk Cantelmo) naar een Spaanse krijgsheer die tijdens de Tachtigjarige Oorlog een versterking bouwde op dit vestingeiland.

Naast de boomgaard ligt de Limburgse Mineraalbrekerij (LMB). Ik vraag me af wat ik me daarbij moet voorstellen. Het is de specialist in secundaire grondstoffen zoals vermalen dakpannen, bakstenen, bouwafval, glas. De gravel waarop je tennist zou wel eens uit Ohé en Laak kunnen komen. Langs de omheining van het fabrieksterrein bloeit volop de wilde reseda.

Bij binnenkomst in Ohé en Laak een opvallend gebouw, kasteel Het Geudje (Het Goedje) alias Huis Hasselholt. Een buitenhuis met een oorsprong in de vijftiende eeuw, maar met vele opeenvolgende eigenaren en evenzovele verbouwingen en restauraties. 

De Hompesche Molen, een stellingmolen vernoemd naar de familie Hompesch, bestaat driehonderd jaar en ligt vlak langs de Oude Maas. Er valt heel wat te leren rond en in deze mooie molen. Zo worden de verschillende standen van de wieken uitgelegd, zoals ‘korte rust’, ‘rouw’, ‘vreugde’ en ‘bilstand’. Het laatste standje betekent niet dat de molenaar even van bil aan het gaan is, maar de molenstenen moeten af en toe geslepen (gebild) worden. Het eerste meel na het billen heet bilmeel en is ongeschikt voor menselijke consumptie, want het bevat steengruis. Langs de oevers van de Oude Maas grazen Galloways, zwartwollige runderen die het hele jaar buiten kunnen blijven.

Op dit voormalige Maaseiland ligt ook nog de vestingstad Stevensweert. Het kondigt zichzelf aan met een kanon langs de Grensmaas, gericht op de Belgische overkant. Naast het kanon staat grenspaal No. 124, die eigenlijk midden in de Maas hoort te staan. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd in 1633 het dorp omgebouwd tot vestingstad door de Spaanse veldheer De Moncada. Bij de Vrede van Münster in 1648 bleef Stevensweert (en de rest van Midden- en Zuid-Limburg) in Spaanse handen. Pas in 1702 tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701–1713) werd Stevensweert belegerd en kwam het in handen van de Staatse troepen. Enkele vestingwallen aan de noordkant van de stad zijn recentelijk gereconstrueerd op basis van historisch kaartmateriaal.

Ik kruis de Oude Maas en kom dan over het grote sluizencomplex in het Julianakanaal bij Maasbracht. Het Julianakanaal is een lateraal kanaal van de Grensmaas. Het begint bij Maastricht (Sluis Borgharen) en eindigt bij Maasbracht. Halverwege ligt nog Sluis Born. Het kanaal verzorgt het grootste deel van de scheepvaart, want de Maas is een onbetrouwbare regenrivier. Het totale verval op dit traject van zesendertig kilometer is zo’n vijfentwintig meter, verdeeld over de twee sluizen bij Born en Maasbracht. Het is dan ook een indrukwekkend gezicht om te aanschouwen dat schepen in de sluizen zo’n twaalf meter hoogteverschil moeten overbruggen.

In Maasbracht kom ik eerst langs de Leonardus Molen, een korenmolen op een bult (beltmolen). Niet vernoemd naar een heilige, maar naar de laatste beroepsmolenaar. Vervolgens vlak langs de Clauscentrale. Terwijl ik een foto maak van een struik vol kardinaalsmutsen, schiet op enige afstand een marterachtige de weg over, ik denk een boommarter.

Terug met de A2 de Maas over naar Wessem, en dan over het Kanaal Wessem–Nederweert richting Heel. Vervolgens een eind langs het Kanaal Linne–Buggenum naar Beegden. In Beegden had ik langs de Sint-Lindertmolen moeten komen, een mooie standerdmolen, maar ik heb hem niet gezien. Wel een vlindertuin, die zo dicht wordt begraasd door schapen, dat er geen vlinder meer bij kan, terwijl er volop grijskruid staat te bloeien.

Langs de oevers van Maasplas De Lange Vlieter kom ik weer terug bij mijn startpunt. De Lange Vlieter is in gebruik als drinkwaterreservoir. Daar waar water aan het reservoir wordt onttrokken, zie je het wateroppervlak borrelen. Aan de westelijke kant is een deel afgeschermd (analysebekken). Daar wordt water aan het reservoir toegevoegd uit het Kanaal Linne–Buggenum. Zou ‘et waeter hier ok so verrekte dunne zijn’ als langs de Linde in Friesland?

Gepost: 15 Oktober 2022

Knooppunten: 51, 50, 34, 33, 52, 42, 40, 10, 39, 04, 03, 01, 39, 10, 11, 37, 40, 42, 35, 30, 51  (52 km)

Meest recente reacties

19.11 | 12:49

Nu America werd opgericht door mensen die niet naar het echte America wilden emigreren.

19.11 | 12:46

Het bijzondere van het Molukse kamp dat het allemaal moslims waren.

19.11 | 10:54

Van het Molukse Kamp wist ik niet, maar het verbaast me niet, want die zijn in alle uithoeken van Nederland neergepoot.

19.11 | 10:51

Hoi Dirk,
Ja , ik heb Ny Amerika wel op een wegwijzer zien staan, maar heb nergens kunnen vinden waarom dit buurtschap naar Amerika is vernoemd.

Deel deze pagina