SELFIES: Gambia – Veevervoer

 

Vandaag, woensdag 23 november 2022, om vier uur in de ochtendkou met de shuttle van het Ibis Hotel Amsterdam Airport naar Schiphol, waar het uitermate rustig is op deze onchristelijke tijd.


In de wachtruimte heeft een wakkere Amsterdamse toerist op leeftijd luidkeels het hoogste woord tegen andere reizigers. Een medepassagier met een baard wordt door hem meteen tot een reïncarnatie van Pierre Kartner, alias Vader Abraham, gebombardeerd. Verder weet hij te vertellen dat midden door het land Gambia een ‘sloot’ loopt, waar je een boottochtje op kunt maken. En hoewel zijn derde been niet meer zo goed werkt, hoopt hij wel met een trouwboekje thuis te komen.


Het veevervoer (niks geen vogeltrek!) verloopt op tijd (vlucht van ongeveer zes uur) en zonder grote problemen. Door de zeer beperkte beenruimte tussen de stoelen voelt het vee zich als kistkalveren.


Onze buren in het vliegtuig zijn ook ‘quality tourists’. Komen al jaren in Gambia, dit jaar al voor de tweede keer, en hebben zich ook verbonden aan een goed doel.


Vanuit de lucht een duidelijk zicht op de groene zone langs de Senegal rivier op de grens met Mauritanië, met in de verte een groot meer, het ‘Lac de Guiers’. Bijzondere ronde structuren zijn zichtbaar in dit gebied. Het lijken me ronde akkers, die doen denken aan de ‘Cirkels van Jannink’ bij het dorp Mander in Twente (‘Omloop Vasse’. In: Siem Sing a Song, 2020). Net ten noorden van de grens met Gambia ligt in Senegal een uitgestrekt moerasgebied, het Nationaal Park van de ‘Delta du Saloum’. 


Het lukt de kleine luchthaven van de Gambiaanse hoofdstad Banjul toch om de tweehonderd passagiers van dat ene vliegtuig chaotisch langs de loketten van de Covid-belastingdienst en de douane te leiden.


Een hartelijk weerzien met Meike, die ons met haar favoriete taxichauffeur Antou naar het hotel in Serekunda zal brengen. Overigens heten heel veel jongens Lamin en heel veel meisjes Fatou, de gebruikelijke namen voor de eerstgeborenen.


De toegangsweg naar de luchthaven is beplant met de opvallende ‘false ashoka’ boom (Polyalthia longifolia), inheems in Sri Lanka en Zuid-India, maar steeds populairder in alle tropen als laanboom omdat hij met zijn korte neerhangende takken qua vorm doet denken aan de Italiaanse cipres. Onderweg naar het hotel passeren we het abattoir, meteen te herkennen aan de rondcirkelende kapgieren.


Ons hotel staat in Kotu, een kustdorp opgeslokt door Serekunda, de grootste stad van Gambia. Banjul mag dan de hoofdstad zijn, het ligt min of meer opgesloten in de delta van de Gambia rivier en kan niet groeien.


We praten uitgebreid bij met Meike onder het genot van drankjes en eten in de Paradise Beach Club, restaurant met een Libanese eigenaar. Zoals in vele West-Afrikaanse landen zijn Libanezen sterk vertegenwoordigd in de middenstand.


De kleine wandeling langs het strand bevestigt meteen Meike’s dagboekobservatie dat iedereen je aanspreekt (“How are you?” “Fine.” “What’s your name?” “Jan with the cap.” “My name is Lamin.”). Meike blijft na vijf maanden nog steeds lachend en respectvol antwoorden. Ben benieuwd hoe ik er over een week mee omga. Heel af en toe krijgt Meike als opvallende, lange ‘toubab’ een oneerbaar voorstel. Zelfs dat probeert ze lachend af te doen, terwijl ze naar mijn mening best wat meer van zich af mag bijten en duidelijk mag maken dat ze niet gediend is van zo’n ‘indecent proposal’, omdat ze zo goed als verloofd is (of zelfs getrouwd als dat beter uitkomt).


Hotel Bakotu is eenvoudig maar sfeervol, met kamers rond een mooi zwembad. Rond het zwembad de ligstoelen waar je kunt afbakken. Het grootste probleem is de slechte Wifi-verbinding. En in het hele hotel is er niet één tv-scherm te vinden om af en toe een glimp te kunnen opvangen van het WK. Afijn, het WK begint pas echt na de poule-fase, en dan zijn we al weer thuis. 


[Beeldverhaal]

                  

Gepost: 20 December 2022