FIETSEN: Zwillbrock

Op een eerdere fietstocht in Twente (‘Haaksbergen’. In: Paradijs, 2022) kwam ik in een schuilhut informatie tegen over de Flamingo Route, een fietstocht van honderden kilometers in het grensgebied van Twente/Achterhoek met Münsterland, met als grote attractie de meest noordelijke broedkolonie van flamingo’s in Europa bij buurtschap Zwillbrock, net over de grens bij Groenlo.

 

Geen mooier doel dan broedse flamingo’s op 21 maart 2023, het begin van de astronomische lente. Ik start op landgoed Het Lankheet, waar langs de Buurserbeek (bovenloop van de Schipbeek) een traditioneel vloeiweidensysteem in ere wordt hersteld.

 

Ik fiets meteen langs een bord dat waarschuwt voor een levensgevaarlijk schietterrein, vooral voor kleiduiven. Even verderop een prachtig jeneverbesstruweel.

 

Het gemeentebord Berkelland midden in het bos betekent dat ik de onzichtbare provinciegrens tussen Overijssel en Gelderland overgestoken ben. Onder het bord bloeit een verdwaalde bos van het Maarts viooltje, terwijl ik even dacht met een bosviooltje te maken te hebben. Rode en blauwe bosbes groeien beide op de bosbodem.

 

‘Natuurontwikkeling te Raa’ beschrijft een laag gelegen open gebied dat recentelijk is ingericht ter ondersteuning van de waterhuishouding van landgoed Het Lankheet. Ik probeer iets meer te weten te komen over ‘Raa’. Het is echter geen dorp of buurtschap, maar de familie ‘te Raa’ heeft acht hectare grond aan de natuur teruggegeven.

 

Langs de Havelandweg ligt een Trektelpost. Niet alle trekvogels volgen de kustlijn. Kraanvogels en houtduiven bijvoorbeeld houden meer van een binnenlandse route.

 

Bij dorp Rekken stroomt de Berkel ons land binnen, hoewel de Duitsers meer recht van spreken hebben wanneer ze zeggen dat de Berkel bij Oldenkotte hun land verlaat. De Berkel is zo’n honderdvijftien kilometer lang, waarvan zeventig in Duitsland en vijfenveertig in Nederland, voordat deze regenrivier bij Zutphen in de Gelderse IJssel stroomt. Langs de Berkel staan op gezette afstand elf beelden van een gezette dame in badpak die op het punt staat een duik in de Berkel te nemen. Tot op heden mocht ik er één aanschouwen in het Duitse Vreden bij de oude watermolen (‘Beetje Vreden’. In: Paradijs, 2022). Vanwege de kritiek op de vormgeving van de dikbildame wordt ze in Vreden vergezeld door een dikbuikheer.

 

Na een kilometer of vijftien fiets ik zo goed als op de grens en kom in de Holterhoek een oude grenssteen tegen uit 1766 (No. 36, later omgenummerd tot 811) met het wapen van Gelre aan de ene kant en dat van Münster aan de andere zijde. In de periode vlak na de Tachtigjarige Oorlog, toen de katholieke eredienst in de Calvinistische Republiek was verboden, zochten vele Nederlandse katholieken hun zielenheil in missieposten van het diocees Münster vlak over de grens. Ze gingen ook woeste gronden ontginnen in het slecht gemarkeerde grensgebied. Dat leverde grensconflicten op tussen de Republiek en het Bisdom Münster, waar vorstbisschop Christoph Bernhard von Galen (‘Bommen Berend’) de scepter zwaaide van 1650 tot zijn dood in 1678. Uiteindelijk werd in 1765 de grens vastgesteld en gemarkeerd met deze stenen grenspalen.

 

Ik passeer de Ramsbeek, een van de zijriviertjes van de Berkel, maak een foto van een enorm glyfosaatveld en bereik net over de grens het gehucht Zwillbrock. Zwillbrock was misschien wel de belangrijkste van de voornoemde katholieke missieposten. Tijdens de kerstdagen van 1651 organiseerden enkele Duitse paters een openlucht nachtmis in ‘Silva Brok’, waar van heinde en ver Nederlandse katholieken op afkwamen. De missiepost is altijd populair gebleven en er ontstond begin achttiende eeuw een klooster met parochiekerk.

 

Ik rijd in Zwillbrock recht op de van buiten eenvoudige Sint Franciscus parochiekerk af (het klooster is verdwenen). Maar binnen word je verrast door de rijkversierde barokke ornamenten van hoofdaltaar, zijaltaren voor Maria en Antonius, de preekstoel en het orgel. Uniek voor Münsterland.

 

Even buiten het gehucht ligt het Zwillbrocker Venn, waar ik hoop flamingo’s te mogen aanschouwen. Ik parkeer mijn fiets en maak een rondwandeling van vijf kilometer. Al snel het aanzwellend geluid van krijsende meeuwen.

 

Aan de noordkant ligt de kijkhut ‘Nordkanzel’ met een prachtig zicht over het ven. Een vijftigtal flamingo’s foerageren in het water of staan op één poot het eten te verteren en uit te rusten. Erachter een gigantische kolonie van met name kokmeeuwen. Ik schiet mooie plaatjes. De populatie flamingo’s zou uit verschillende soorten bestaan (Europese of grote flamingo, Chileense flamingo, Caraïbische of rode flamingo) met verschillende kleurintensiteiten, maar de verschillen verdwijnen door onderlinge kruisingen. De Zuid-Amerikaanse flamingo’s zijn waarschijnlijk ooit ontsnapt uit gevangenschap. Ik denk in elk geval de Europese flamingo te zien (met volledig roze poten) en de Chileense flamingo (met grijze poten en rode ‘knieën’). Maar er zijn ook grote kleurverschillen tussen volwassen dieren en pubers. Buiten het broedseizoen kunnen de vogels ook in Nederland worden gezien, in het IJsselmeer, Lauwersmeer en in de Zeeuwse wateren. Eenmaal kwam ik in juni een tiental tegen in het Grevelingenmeer (‘Grevelingen 2’. In: Dreamgirls, 2018). 

 

Rankende helmbloei is een talrijke bodembedekker, evenals vogelmuur. Inmiddels staat de kleine veldkers in bloei. Aan de oost- en zuidzijde van het ven liggen ontoegankelijke moerassen en natte heidevelden (‘Achtung Sumpf, Lebensgefahr’). Het pad aan de zuidkant ligt pal op de grens en ik kom nog enkele oude (1766) en nieuwere grenspalen tegen.

 

Bij de kijkhut ‘Westkanzel’ kun je ook over het water kijken, maar de afstand tot de kolonies is groter. Iets doet de kokmeeuwen schrikken en ze kiezen massaal het luchtruim, een zwerm van duizenden meeuwen. De sleedoorn staat in bloei en gagel groeit en bloeit op de overgang van het veen naar het broekbos. Op een paaltje een activistische sticker: ‘Up with trees, down with capitalism’, alsof die twee elkaar helemaal niet verdragen.

 

Ik stap weer op de fiets voor de terugweg die grotendeels op Duits grondgebied ligt, door Ellewick, waar ik een sterk meanderende Berkel kruis. Op strategische punten staan in dit grensgebied ruim bemeten schuilhutten. Ik heb ze vandaag niet echt nodig, hoewel de ochtend gevuld is met motregen. Brandganzen en rotganzen houden zich op in de weilanden.

 

Net voor ik vanuit Duitsland Overijssel weer in fiets raak ik aan het Lüntener Wald, een natuurgebied met venen, vennen, heide en dennenbossen. Ik moet bij de naam natuurlijk aan het Luntersche Buurtbosch denken. Het Lüntener Wald heeft vast niet zo’n bijzondere voorgeschiedenis als het Lunterse Bos (‘Lunteren’. In: Eigen land laatst!, 2021).  

 

Eenmaal terug de grens over, zit ik meteen weer tussen de leuzen van boze boeren. Deze is trouwens wel origineel: ‘Ne boer mag toch ok wal wat in de melk te brokkel’n hem’n??

 

Bij TIP (Toeristisch Informatiepunt) Siberië sta ik aan de rand van het Haaksbergerveen. De naam Siberië zal wel willen zeggen dat het gebied ooit afgelegen en ontoegankelijk was….. en steenkoud.

 

Het Haaksbergerveen is een deels vergraven hoogveengebied met het etiket ‘aangetast hoogveen, waarvan het herstel nog mogelijk is’. Kosten noch moeite worden gespaard om dit op de lange duur te realiseren. Er is heel weinig levend hoogveen over. Midden tussen het pijpenstrootje staat een snuffelpaal, waarschijnlijk van het RIVM om de stikstofdepositie te meten. Een mooi kronkelend fietspad door het open gebied brengt me terug naar mijn startplaats in Het Lankheet.

     

 

[Beeldverhaal]



Gepost: 12 April 2023

 

Knooppunten: 53, 67, 71, 74, 19, 55, 36, 13, 56, wandeling, 48, 11, 12, 01, 18, 02, 79, 84, 54, 53 (45 km fietsen, 5 km wandelen)