WANDELEN: Berkelpad

De Berkel is een rivier van zo’n honderdvijftien kilometer lengte, waarvan zeventig in Duitsland en veertig in Nederland. Hij ontspringt in Billerbeck, verlaat Duitsland bij Oldenkotte, komt Nederland binnen bij Rekken en mondt uit in de Gelderse IJssel bij Zutphen.


Bij de oude watermolen in het Duitse Vreden maakte ik kennis met ‘Die Badende’, een beeld van een rondborstige dikbildame in rood zwempak met blauw-gele badmuts, klaar om een frisse duik te nemen in de rivier. De vormgeving van de dame leidde tot nogal wat kritiek, en daarom wordt ‘Die Badende’ in Vreden vergezeld door ‘Der Badende’, een dikbuikheer in blauw-gele zwembroek met geel-blauwe badmuts (‘Beetje Vreden’. In: Paradijs, 2022).


Maar hij is een uitzondering. Elders staan in de dorpen langs de Berkel slechts een tiental identieke exemplaren van de dikbildame, vijf in Duitsland en vijf in Nederland, soms duidelijk in het zicht, soms een beetje verdekt opgesteld in het groen langs de rivier.


Op woensdag, 20 September 2023, ga ik maar eens op zoek op het traject Zutphen–Lochem van het Berkelpad, een jaagpad dat je helemaal kunt bewandelen van bron tot monding.


Aan de monding in Zutphen is nogal gesleuteld. De oorspronkelijke bedding ligt aan de zuidkant van de stad, grotendeels droog of gedempt, maar er resteert wel een klein jachthaventje. In de dertiende eeuw heeft men de loop namelijk verlegd dwars door het centrum heen, om binnen de stadsmuren de aangevoerde handelswaar veilig te kunnen overslaan en molens te kunnen laten draaien. De Berkel heet hier dan ook Molengracht. Deze Berkel, alias Molengracht, vindt een roemloos einde op de IJsselkade en klatert via een klep in de IJssel. Weer veel later heeft men namelijk de hoofdstroom van de Berkel nog meer naar het zuiden omgelegd, waar uiteindelijk het Gemaal Helbergen zorgt voor een ordentelijke waterstand en wateroverdracht aan de IJssel.


Vanaf Station Zutphen loop ik door de binnenstad naar de Molengracht. Op een wandelpromenade is een parkeerplaats voor fietsen ingericht, maar je mag niet langer dan twee uur parkeren. Een bordje geeft plastisch weer dat bij overtreding de fiets door een takelwagen zal worden weggesleept. De fietsen hebben echter geen parkeerschijf achter de voorruit, dus handhaving zal moeilijk zijn. 


Ik laat de uitstroom in de IJssel voor wat het is en wandel stroomopwaarts tot bij de veertiende-eeuwse Berkelruïne, een voormalige waterpoort over de rivier, die diende ter verdediging van de stad.


Via een stukje stadsboomgaard kom ik op de Coehoornsingel(!) met statige platanen. Vestingbouwer Menno van Coehoorn (1641–1704) zal zich dus ook wel met de vestingwerken van Zutphen hebben bemoeid. Bij de brug in deze singel splitst de Berkel in de hoofdstroom en de Molengracht.  


Ik passeer een groot Zorgcentrum met de naam Sutfene, oftewel Zuidveen. Het moerassige Zuidveen heeft Zutphen zijn naam bezorgd.


Een groepje jonge Lakenvelders houdt het gras op de ijsbaan kort, zodat er straks geen graspollen door het ijs heen groeien. Aan de overkant van de Berkel staat bij ‘Bed & Breakfast Berkeltuin’ het Zutphense exemplaar van ‘Die Badende’, klaar om te duiken. De Berkeltuin levert aldus het hele pakket ‘Bed, Bad & Brood’.  


Op de rivieroever is de moerasandoorn de meest opvallende bloeiende plant, maar ook zwart tandzaad en harig wilgenroosje zijn in grote hoeveelheden aanwezig. Een splitsing van twee wandelroutes wordt gemarkeerd door een struik van de Canadese kornoelje met rijpe witte vruchtjes. Aan de overkant een vleugelnootboom met zijn lange hangende slierten nootjes.


Langs een smal wit bruggetje in het kerkpad tussen Zutphen en Warnsveld bereik ik de Kapse Stuw, de eerste van vele die aangebracht zijn in de gekanaliseerde Berkel om de rivier beter bevaarbaar te maken. Tegelijk zijn de stuwen obstakels voor de scheepvaart, zodat eertijds vracht vaak moest worden overgeladen van de ene in de andere Berkelzomp, en tegenwoordig kanovaarders regelmatig moeten ‘klunen’.  


Ik steek de stuw over naar de linkeroever. In het stuwmeertje vóór de stuw is een meerkoet met een enorme tak aan het sjouwen richting de rietkragen. Is dit nu een gevalletje ‘beter laat dan nooit’ of ‘beter te vroeg dan te laat’? Afgezien van een koppel zwanen en vele meerkoeten zwemmen er ook enkele krakeenden en dodaars. De wolfspoot bloeit langs de waterkant.


Na Landgoed ’t Velde een lang recht stuk langs de Berkel, met een gigantische zonne(paneel)weide, onder de spoorbaan door tot bij de Warkense Stuw met een lange vistrap. Hier is mooi te zien dat oude meanders in ere zijn hersteld, een vijftiental tussen Zutphen en Almen.


Vervolgens weer een paar kilometer door naar de Besselinkstuw, vlakbij dorp Almen. Ik loop een eindje door het dorp en passeer boothuis ’t Futenest van de Almense Berkelzomp de ‘Fute’, waarmee je een tochtje op de rivier kunt maken (tussen twee stuwen!). 


Almen is ook het dorp van ‘De Hoofdige Boer’, een gedicht van ACW Staring (1767–1840) over de koppige boer Stuggink(!), die weigerde van de nieuwe brug gebruik te maken omdat zijn voorouders dat ook nooit hadden gedaan (‘Berkelvallei’. In: Tjiftjaffen, 2014). 


Je kunt even verpozen in de theetuin van hotel-restaurant ‘De Hoofdige Boer’, maar ik heb nog een flink traject voor me van Almen naar Lochem en loop ‘stuggink’ door.


Via een moerassig gebied van Landgoed ’t Elger bereik ik weer de Berkel bij de Spitholderbrug in de Vordenseweg. Het is even zoeken, maar hier staat het Almense exemplaar van ‘Die Badende’ een beetje verdekt opgesteld in het struikgewas. Hier is al iets meer profiel te zien; dat kan de echte sjaal, die haar is omgehangen, niet verhullen. Ze moet ook een flinke aanloop nemen bij haar duik om niet op de oever zelf neer te ploffen.


Men is van plan ook in het traject Almen–Lochem oude meanders te herstellen. Ik blijf het jaagpad volgen op de linkeroever, een vrij eentonig pad met rietkragen en dikke sigaren van de lisdodde. Haagwinde klimt overal in de rietstengels omhoog.


Ik kom langs Stuw Velhorst, vergezeld van een mooie witte ophaalbrug. Die stond eerst op de plaats van de eerder genoemde Spitholderbrug, maar moest wijken voor wegverbreding. De Berkel is hier toch al flink smaller geworden.


Een tweede groepje Lakenvelders heeft de schaduw van een bomengroepje opgezocht om te herkauwen. Aan de overkant ligt de prachtige Staringkoepel, in 1850 gebouwd voor en door de dochter van dichter en landbouwkundige ACW Staring, en door Natuurmonumenten in oude glorie hersteld. Je kunt jezelf met een trekpontje overzetten om de koepel te bezoeken (‘Staring country’. In: Lustrum, 2017).     


Ik wandel stug door langs Stuw Hoge Weide (kun je niet overheen) en dan onder de Lochemse rondweg N346 door, een gevaarlijke verkeersweg die je niet moet oversteken. Maar de onderdoorgang is ook geen pretje. Als het water in de Berkel tien centimeter hoger staat, kun je er niet meer langs. Hier bij de brug bloeit gewoon wilgenroosje in plaats van harig wilgenroosje.


Al met al heb ik flink geholpen om dit jaagpad tussen Almen en Lochem begaanbaar te houden door mijn (over)gewicht. Het gras staat behoorlijk hoog en er is weinig voetverkeer.


In Lochem raken Berkel en Twentekanaal elkaar bijna. Een stuw en verdeelwerk maakt ze tot communicerende vaten. Ik loop even naar boothuis ’t Anker van de Lochemse zomp de ‘Ente’. Tegen de zijde van het boothuis aan de waterkant staat weer een exemplaar van ‘Die Badende’. Ik kan haar alleen maar ‘en profile’ fotograferen, en dan is de omschrijving van rondborstige dikbildame toch niet overdreven.


Ook Borculo en Eibergen stroomopwaarts hebben een exemplaar van ‘Die Badende’. En een Berkelzomp, respectievelijk de ‘Jappe’ en de ‘Snippe’. Zompen waren de vrachtscheepjes van de Berkel, platbodems waarvan gezegd werd dat ze konden varen waar geen water is. Nou dan hadden ze de Berkel ook niet hoeven kanaliseren met al die stuwen als obstakels!


De Blauwnet boemel van Lochem naar Zutphen is ook een obstakel. Hij rijdt net voor m’n neus weg, dus ik moet een half uur wachten.

 


[Beeldverhaal]


Gepost: 16 Oktober 2023

 

Wandelzoekpagina: Berkelpad Zutphen – Lochem (21 km)