Wandelen, Fietsen, Selfies
WANDELEN: Geijsteren
Dinsdag, 28 november 2023, een frisse, zonnige dag in een periode met vooral veel regen en winterse neerslag. Vanmorgen was het voor het eerst autoruiten krabben en autosloten ontdooien.
De start van mijn wandeling ligt bij Restaurant De Watervogel iets ten zuiden van Maashees, pal aan de Maas. Je snapt niet dat er zo dicht op de grillige Maas vakantiewoningen en horecagelegenheden zijn gebouwd. Dat is vragen om watersnood.
Maashees is de meest oostelijke plaats van Noord-Brabant, daar waar de Maas ophoudt provinciegrens te zijn tussen Limburg en Brabant. Na een paar honderd meter verlaat ik dan ook het Land van Cuijk in Noord-Brabant en betreed ‘Ut Keieriek’ (Geijsteren) in het voormalige Land van Kessel in Limburg. Twee buizerds cirkelen hoog in de lucht, een ouder die een jong laat zien hoe je moeiteloos de thermiek in je voordeel kunt gebruiken en je niets hoeft aan te trekken van provinciegrenzen.
Geijsteren is van oorsprong een dertiende-eeuwse heerlijkheid bestaande uit een kasteel met een landgoed van zo’n zevenhonderd hectare, sinds begin negentiende eeuw in privé bezit van één en dezelfde familie. Door het landgoed stroomt de Oostrumse Beek, die zo’n twintig kilometer lang is, ontspringt in een moerassig gebied verder zuidwestelijk, en uitstroomt op de Maas bij Kasteel Geijsteren.
Op de Watermolenstraat zit ik al snel langs de beek die behoorlijk buiten zijn oevers is getreden door de overvloedige regenval. Aan de tot woonhuis omgebouwde voormalige Holtmeulen hangt nog het grote werkeloze waterrad. Deze korenmolen en oliemolen was nog tot 1961 in bedrijf. Dit is dus niet de bekende Rosmolen van Landgoed Geijsteren, al staat er vlakbij in de weide een Zeeuwse knol te koukleumen. Die denkt bij zichzelf: “Was die Holtmeulen maar een rosmeulen, dan had ik wat te doen”.
Al snel bereik ik in de bossen de Sint-Willibrorduskapel uit de zestiende eeuw, maar de plek is als bedevaartsoord al veel ouder. Een gevelsteen geeft aan dat de kapel in 1641 door de toenmalige landgoedeigenaren is gerestaureerd.
Bij de kapel ligt een eeuwenoude waterput, de Sint-Wilbertsput. Willibrord wordt wel vaker in verband gebracht met waterbronnen – vaak gekerstende heidense bronnen – zoals de Willibrordusput in Heiloo (‘Wereldtijdpad 7’. In: Siem Sing a Song, 2020).
Naast de waterput staat ook nog de zogenaamde Wilbertsput Paal uit 1551, een grenspaal tussen het Land van Cuijk en het Land van Kessel, nu alhier de provinciegrens tussen Noord-Brabant en Limburg.
Heuveltjes in het bos zijn veelal begroeid met verspreide pollen van een donkergroen gras, mogelijk bochtige smele. De naaldbossen tonen overdadige mossengroei, waaronder groot laddermos en fijn haarmos overheersen. Her en der opengesprongen exemplaren van de gele aardappelbovist. Via steeds hoger wordende stuifduinen kom ik in het aanpalende natuurgebied Boshuizerbergen. Ik heb nog niet eerder zo’n mooi en groot jeneverbesstruweel gezien met velerlei doorkijkjes. Deze hogere zandgronden lijken een uitstekend biotoop voor de Juniperus te zijn. Vrouwelijke struiken hangen vol bessen in allerlei stadia. Het struweel bestaat niet alleen maar uit oude volwassen struiken, maar ook jongere exemplaren. Het bleke rendiermos op de bodem contrasteert mooi met de groene struiken.
Ik pik een hoekje mee van het akkerbouwgebied rond Oostrum, waar de akkers begroeid zijn met groenbemesters zoals klaver, bladrammenas en gele mosterd. Net boven de horizon een verlichte strook onder een grauw wolkendek, als teken dat de wereld in lichterlaaie staat.
Nu kom ik dan bij de Rosmolen op de Oostrumse Beek, een verkeerde naam voor een watermolen. In de buurt heeft wel ooit een boerderij met een echte rosmolen gelegen, waardoor de naam van het gebied (‘Aan de Rosmolen’) bewaard is gebleven. Het molengebouw heeft een bijzonder tentvormig dak. De watermolen is maalvaardig, maar nu niet in bedrijf. Vaak is er te weinig wateraanbod om het rad te laten draaien, maar vandaag zou het rad op hol slaan door de sterke stroming.
De molen ligt bij een oude boerderij (Bosbrandweer) met een schaapsweide, die deels is ondergelopen. De kleine schaapskooi huisvest Mergellandschapen, een ras dat bijna uitgestorven was. Mergellandschapen zitten zeer dik in de wol en hebben een karakteristiek vlekkenpatroon op kop en poten. Alle tegenwoordige houders zijn verenigd in stamboekvereniging ‘Oos Mergelland Sjaop’.
Ik verorber mijn twaalfuurtje onder twee gigantische stokoude exemplaren van de tamme kastanje. Ik realiseer me dat ik sowieso heel veel tamme kastanje ben tegengekomen, met dank aan de Romeinen. In gedachten zie ik hen tamme kastanjes poffen op de parkeerplaatsen langs hun snelweg van Atuatuca Tungrorum (Tongeren) via Ceuclum (Cuijk) naar Noviomagus (Nijmegen).
Vanaf de molen kan ik de Oostrumse Beek een flink eind volgen, maar loop vast bij een boomstambrug, waarvan alleen nog de bovenste reling zichtbaar is boven het wateroppervlak. Het kost gelukkig weinig moeite om een eindje verderop de beschreven route weer op te pikken.
Ik voeg een lus toe voor wat extra kilometers, maar die bestaat slechts uit twee rechte parallelle beukenlanen om een moerassig vogelreservaat heen.
Ten oosten van Geijsteren moet ik me door enkele zeer natte akkers verplaatsen. In de beschutting van een houtwal bloeien nog volop witte dovenetel, knopkruid en tuinbingelkruid. Weer op geasfalteerde paden staat op een kruispunt een kleine Mariakapel, gebouwd rond het jaar 1700.
Via veldweggetjes bereik ik de monding van de Oostrumse Beek in de Maas bij de ruïne van Kasteel Geijsteren. Langs het water enkele bomen met duidelijke bevervraat. Er drijft ook een flinke metalen val op het water. Willen ze de bever nu wegvangen of is die val bedoeld voor ander ongedierte zoals waterkonijnen (muskusrat, beverrat)?
Pal op de oever van de Maas kan ik via een smal bruggetje de monding van de Oostrumse Beek oversteken. Aan de overkant van de Maas de open verbinding naar het Leukermeer, het voorportaal van het Reindersmeer in Nationaal Park Maasduinen (‘Reindersmeer’. In: No.10, 2023).
Vervolgens de heuvel op met de restanten van Kasteel Geijsteren. Na een Brits bombardement in 1944 is het kasteel niet herbouwd, maar op basis van enkele tekeningen en foto’s uit de twintigste eeuw heeft men onderdelen geconsolideerd.
Bij het kasteel kom ik een lokale wandelaar tegen die ongeveer net zo oud is als de ruïne. Op de plaats waar we aan de praat raken stond een kasteelboerderij, die door zijn vader werd gepacht vlak nadat er zeventig centimeter Maaswater in had gestaan in 1926. Toen stond er ook een halve meter water in de parochiekerk van Geijsteren en moesten de katholieken uitwijken naar de iets hoger gelegen Mariakapel voor de zondagsmis in de openlucht.
Op de terugweg nog een kapel langs de doorgaande weg, de piepkleine Sint-Annakapel (1698), die toentertijd ook wel onderwater zal hebben gestaan.
Gepost: 16 December 2023
Wandelgids Limburg: 586. Maashees + extra lus (16 km)