Wandelen, Fietsen, Selfies
WANDELEN: Midden-Reest
Donderdag, 12 oktober 2023. Een regenzone trekt over de zuidelijke helft van het land. Ik zoek het dus wat noordelijker in het stroomdal van de Reest, het grensriviertje tussen Drenthe en Overijssel, zo’n vijfendertig kilometer lang, tussen De Tippe en Meppel. Omdat deze laaglandbeek nooit is gekanaliseerd, is nergens een provinciegrens zo grillig als hier. Het gebied heeft een grote aantrekkingskracht op mij. Eerder maakte ik al twee fietstochten in het stroomgebied (‘Reestdal’. In: Lustrum, 2017; ‘Ommerschans’. In: 1000110, 2019) en een wandeltocht (‘De Reest’. In: Eigen land laatst!, 2021).
Vandaag start ik mijn wandeling in Overijssel op het vakantiepark met de bijzondere naam Si-Es-An aan De Haar, iets ten noorden van Balkbrug. ‘Haar’ heeft in Overijssel de betekenis van zandige rug, belangrijk voor bewoning en verplaatsing in de voormalige veenmoerassen. Vertrokken uit Wageningen in de regen, aankomst in Balkbrug onder een voorzichtig zonnetje.
Voor een goede plaatsbepaling heb ik voor mezelf de Reest – net als de Regge – opgesplitst in Boven-Reest (De Tippe – De Haar), Midden-Reest (De Haar – De Stapel) en Beneden-Reest (De Stapel – Meppel). Vandaag dus de Midden-Reest.
Na een stukje bos en weilanden met enkele enorme parasolzwammen bereik ik de kleine nederzetting Den Huizen met een inmiddels opgedoekte schaapskooi. Er zijn al verwijzingen naar dit dorpje in het Reestdal eind twaalfde eeuw. Op de helling van een ‘haar’ lacht een machtige beuk zijn wortels bloot.
Ik steek voor de eerste keer via een verkeersbrug de Reest over en ben dan in Drenthe. In het nietige stroompje drijven overvloedig de bladeren van drijvend fonteinkruid, met bolvormige regendruppels als verstekelingen op het vettige bladoppervlak. Bij overvloedige regenval kan het riviertje overigens flink buiten zijn oevers treden, vooral in de benedenloop bij verkeersknooppunt Lankhorst.
Boerderij Rabbinge 4 – zou landbouwdeskundige Rudy Rabbinge hier zijn ‘roots’ hebben? – houdt bruine runderen van het ras Limousin (vooral Limousines!), die overwinteren in een potstal, waar de anderhalve meter diepe put wordt opgepot met stro vermengd met de rundermest. Die potstalmest kan dan weer gebruikt worden om de landbouwgronden te bemesten. De boerderij heeft nog een prachtige ouderwetse hooiberg. Een stichtelijke spreuk op de houten wand: ‘De herfst leert ons hoe mooi loslaten is’. Oftewel: ‘Linquenda’. Even verderop een weiland met enkele Schotse hooglanders met imposante hoorns. In de bermen heel veel knopkruid, een exotisch maar inmiddels volledig ingeburgerd akkeronkruid.
Het Reestdal maakt onderdeel uit van het oerdal van de Overijsselse Vecht en is gigantisch breed voor een momenteel nietig watertje. De omringende moerassen staan vol met pitrus.
Via een houten brug kruis ik voor de tweede keer de Reest, bij boerderij ’t Reestdal, terug van Drenthe naar Overijssel. Ik kom vervolgens terecht op een kaarsrechte voormalige trambaan van een boemeltje tussen Meppel en Balkbrug. Duizenblad, witte dovenetel en vlasbekje bloeien maar door in de berm. Klein streepzaad ook.
Sommige aardappelvelden zijn al gerooid, andere nog niet. Maar deze akkers vallen waarschijnlijk niet onder de 1 oktober richtlijn voor zandgronden. Op een akker staan jonge kiemplanten met hartvormige kiembladen net boven de grond. In elk geval een kruisbloemige, waarschijnlijk gele mosterd of bladrammenas ingezaaid als groenbemester.
Bij buurtschap Bloemberg kruis ik opnieuw de beek van Overijssel naar Drenthe over een verkeersbrug. Het kruispunt van wegen wordt gesierd of beter ontsierd door struiken van de Japanse duizendknoop met de laatste gevleugelde vruchtjes.
In buurtschap De Stapel ligt Boerderij ’t Ende, een informatiecentrum van Het Drentse Landschap. Voor de vierde en laatste maal kruis ik de Reest over een mooi houten bruggetje met een bankje voor de lunch. Op de onverharde paden tot nu toe geen spoor van ‘Sapiens’. In het water bloeit het moerasvergeet-mij-nietje en groeien de kleine watereppe en een klaver-achtig plantje met drietallige blaadjes, hoogstwaarschijnlijk moerasrolklaver.
Dit is het verste punt van de wandeling en over de terugweg in Overijssel kan ik kort zijn vanwege een gestage stroom van motregen. Lange rechte saaie wegen langs akkers en weilanden.
Ik kom een veld tegen waar het aardappelloof al is doodgespoten en de ruggen vol liggen met aardappelbessen, net kleine groene kerstomaatjes. Het ene aardappelras vormt meer bessen dan het andere. Ik vraag me af hoe bij het rooien vermenging van knollen en giftige bessen wordt voorkomen? Wageningse jaargenoot Kees, die alles van aardappelen weet, geeft antwoord: puur op afmetingen vallen de bessen in de aardappelrooier door de mand!
Af en toe een interessante struik met onrijpe rode en rijpe zwarte bessen (sporkehout) of een minder interessante gif-gele akker (glyfosaat). In een kwekerij van lelies moet het loof nog afgeknipt worden om de bollen te laten afrijpen.
In een weiland staan twee grote zilverreigers en een blauwe reiger. Met de verrekijker zie ik dat de blauwe reiger net een levend molletje naar binnen schrokt. Dat molletje zal, na enige chemische extractie, muteren in een drolletje. Nog meer bijzondere runderen: witte Charolais.
Door het Westerhuizingerveld en dan buurtschap Kievitshaar van de Boswachterij Staphorst. Daar heb je weer zo’n ‘haar’, maar de kievit heeft hier niets te zoeken. Tenslotte nog door een heideveld, vervolgens het Si-Es-An bos en dan kan ik opdrogen in de auto. Ik had blijkbaar nog iets verder naar het noorden moeten opschuiven om de regen te ontlopen.
Gepost: 3 November 2023
Mooisteroutes.nl: Naar ‘t Ende (20 km)