WANDELEN: Kandia

Het is fascinerend om rond te fietsen in de Gelderse Poort en te bedenken dat ons landje slechts een aanslibsel is van rivier de Rijn die hier ooit tussen het huidige Elten en Kleef door een stuwwal is gebroken (‘Gelderse Poort’. In: It giet oan!, 2016).


Onder Zevenaar ligt een oud afgesloten stroomgebied van de Rijn – de Oude Rijn en Rijnstrangen – dat kronkelt van Tolkamer (nu aan de Boven-Rijn) naar Kandia (nu aan de overgang Pannerdensch Kanaal / Neder-Rijn).


Kandia was ooit een eiland in het sterk verzande stroomgebied, maar is nu weinig meer dan een gemaal op de Kandiadijk, dat water uit het oude stroomgebied via De Keel kan lozen op enkele plassen in de uiterwaarden van het Pannerdensch Kanaal. Hoewel het kanaal lijkt door te lopen tot aan de afsplitsing van de IJssel bij Westervoort, wordt de waterloop vanaf Kandia (en Angeren aan de overkant) Neder-Rijn genoemd.


Ik wandelde al eens in het stroomgebied ten zuidoosten van Zevenaar tussen Oud-Zevenaar en Aerdt (‘Rijnstrangen’. In: It giet oan!, 2016), maar zoek het vandaag iets westelijker tussen Kandia en Groessen.


Start bij kampeerboerderij Wellinghoeve op woensdag, 8 mei 2024. Achter de boerderij meteen een oude dijk op met zicht op plassen vol gele lis, omringd door struikgewas met vlier in volle bloei. Scheuten kompassla zijn meteen te herkennen aan de rij stekels op de hoofdnerf onderkant blad. Verstopt tussen de struiken groeit en bloeit de beemdooievaarsbek met zijn grote paarsblauwe bloemen.


Langs De Keel bereik ik het Kandiagemaal op de dijk, daal af in de uiterwaarden en wandel om enkele plassen heen die in verbinding staan met het kanaal. Enorme bladrozetten van de grote klit komen her en der boven de grond. Stengels met oude kaardenbollen van vorig jaar gaan vergezeld van jonge scheuten. In de bladoksels van de jonge kaardenbol blijft veel water staan, voldoende voor een klein vogeltje om een bad te nemen of anders wel voor de larven van de tijgermug & co om zich te ontwikkelen. Poelruit staat op het punt te gaan bloeien. Een distelvlinder vindt hier genoeg distels van zijn gading.


Meestal vergeet je aandacht te schenken aan de ‘gewoontjes’, maar hier kun je niet om de prachtige bloeiwijze heen van de smalle weegbree, waarmee de bodem is bezaaid. Er liggen haarden van de echte kruisdistel en verspreid staan planten van barbarakruid geel te bloeien.       


In één van de plassen ligt een tweemaster voor anker, niet van plan spoedig deze rustige plek te verlaten, gezien de gezellige uitstalling van plantjes en aanverwante artikelen op het achterdek.


De dijkhelling is een witte bloemenzee van fluitenkruid, met eronder verscholen jonge planten van de gewone berenklauw, die straks het stokje van fluitenkruid gaat overnemen. Ook streepzaad is een belangrijk onderdeel geworden van de bermvegetatie.  


Vlakbij het Kandiagemaal duikt de Betuwelijn onder het Pannerdensch Kanaal door. Bij de tunnel staat een groot beeld van een mammoet, een geschenk van ProRail aan de gemeente Duiven. Bij het graven van de tunnel zijn fossiele mammoetbotten gevonden. Bovendien was de Betuwelijn sowieso een mammoetproject.


Wat volgt is een lange route over onverharde paden door landbouwgebied richting Groessen. Een wezeltje steekt vlak voor me vliegensvlug het pad over. Een zanglijster zingt.


Gelderse roos bloeit. Daar kunnen we tenminste nog wél van genieten nu de Gelderse rookworst in het verdomhoekje zit vanwege ongezond rookaroma.


Verschillende grassen vertonen zich langs de paden, maar ik waag me niet aan namen in deze moeilijke groep. Een omgewoelde plek is in bezit genomen door herik. De echte akkers staan vol met gerst, met zijn lange kafnaalden.


Een haag van beuk (ongekarteld blad) langs het pad is inmiddels vier meter hoog gegroeid. Af en toe mengt zich een snufje haagbeuk (gekarteld blad) ertussen. Langs de slootkant bloeit een exemplaar van de blaartrekkende boterbloem.


Ik kruis de Kruisherenstraat in Groessen, passeer de Andreaskerk en bereik de spoorlijn Arnhem–Emmerich. De bijzondere lantaarnpalen langs de weg evenwijdig aan de spoorlijn lijken seinposten van het spoor te imiteren. Hopelijk laat de machinist van de ICE (Duitse HSL), die langs glijdt, zich niet afleiden. Een coupé van deze snelle trein draagt aan de buitenkant de naam ‘Bordrestaurant’. Let wel, het is een Duitse trein. Het betekent dus niet dat je in deze coupé eten op een ‘bord’ krijgt, maar dat je lekker aan ‘boord’ kunt eten.      


Ik gebruik de lunch ‘buitenboord’ zonder bord bij een picknickbank langs deze spoorlijn. Naast de bank een armoedig bloemperkje waar zomerklokjes bloeien.


Dan weer een doorsteek naar de Betuwelijn, die verscholen ligt achter hoge wanden in de aanloop naar de spoortunnel bij Zevenaar. Hier grijpt de reuzenberenklauw zijn kans. Ooievaars vliegen van hun nesten naar de weilanden waar boeren aan het maaien zijn.


Ten zuiden van de Betuwelijn een flinke lus door landbouwgebied langs Zevenaar terug naar de Oude Rijn. Straatnamen als Leuvenseweg en Leuffenseweg verwijzen naar buurtschap Het Leuven. Het ligt dichtbij het oude gehucht Leuven / Leuffen dat in 1799 verdronk door een dijkdoorbraak van de (Oude) Rijn. Het is één van de zes dorpen beschreven door Jan & Sanne Terlouw in ‘Verdronken dorpen van Gelderland’ (2010).    


Steeds meer plantjes schieten na de koude april maand in bloei, zoals hopklaver, wikke, vergeet-mij-nietje, klaproos, heksenmelk en bermooievaarsbek. Bijzonder is ook de bloedooievaarsbek met grote roze bloemen, een tuinvlieder die makkelijk verwildert en geleidelijk ingeburgerd raakt. In de buurt van dit exemplaar is in elk geval geen tuin te bekennen.


Het geslacht Ooievaarsbek heeft als wetenschappelijk naam Geranium, dat is afgeleid van het Griekse woord voor ‘kraanvogel’. Wat in de volksmond ‘geranium’ wordt genoemd, behoort tot het verwante geslacht Pelargonium, afgeleid van het Griekse woord voor ‘ooievaar’. Leuk weetje en lekker handig allemaal!


De sloten zitten vol met watermunt, witte waterkers en bloeiende waterranonkel.


Ik ben terug op de dijk van de Oude Rijn, waar enkele Suffolk schapen met zwarte kop, zwarte poten en lange, iets hangende oren me recht in de ogen kijken. De rammen van dit ras staan bekend als ‘vleeslamvaderdier’. Ze vererven lammeren met een hoge groeisnelheid die al na tien tot veertien weken veertig kilo wegen en dus snel slachtrijp zijn (niet geslachtsrijp!).


Ik mag binnendijks langs enkele kleine waaien (van dijkdoorbraken) struinen. Ze maken deel uit van de Jezuïetenwaai, de grootste waai ontstaan bij de dijkdoorbraak van 1799, die het gehucht Leuven het leven kostte. Het gebied was waarschijnlijk in bezit van de Jezuïeten uit Emmerich vóór het verwaterde tot waai. De vegetatie is meteen nog veel gevarieerder met grote centaurie, ereprijs, avondkoekoeksbloem, ratelaar en lidrus, allemaal in volle bloei.


In een waai liggen een groot aantal kunstmatige vlotjes om de zwarte stern als broedplaats te dienen. Een grote groep van deze trekvogel is recentelijk gearriveerd uit Afrika. Ze scheren regelmatig met z’n allen laag over de vlotjes om de eenden, die de vlotjes ge’kraakt’ hebben, te verjagen.   


Terug op de dijk mooi zicht over deze grote waai met tal van eenden en ganzen met hun jonggebroed. De resten van een tankversperring uit WO II is nu een goed te nemen hindernis (asperges!). Het informatiebord meldt dat de Duitsers helaas een andere route volgden. Omdat opruimen erg kostbaar is heeft men de aspergeversperring tot gemeentelijk monument verklaard.

Ook het Monument Broers Meuwsen herinnert aan WO II. Ze wilden gaan kijken bij een neergestort Duits gevechtsvliegtuig, dat waarschijnlijk door eigen vuur van de Duitsers uit de lucht was geschoten. De broers werden als toevallige getuigen gefusilleerd.


Op het terras van de Wellinghoeve geniet ik van een Nulletje.

                      


[Beeldverhaal]


Gepost: 17 Mei 2024

 

Klompenpaden: Kandiapad (17 km)