FIETSEN: Kempenland

Op initiatief van fietsvriend Jan uit Breda weer eens een tocht in het Nederlands-Belgische grensgebied, onderdeel van de Kempen.


Start op dinsdag, 9 april 2024, bij Natuurpoort Roovertsche Leij, een horeca gelegenheid met uitgebreid klimbos en speelbos voor de jeugd. De uitspanning is vernoemd naar één van de Kempense beken, die hier allemaal ‘Leij’ heten.


Zo zitten wij al snel op de Nederlands-Belgische grens bij grenspaal No.211 aan het grensbeekje Poppelsche Leij. Hier ligt Klooster Nieuwkerk waar ik al eens langs fietste op een tocht vanuit Hilvarenbeek (‘Hilvarenbeek’. In: Siem Sing a Song, 2020) en langs wandelde op een tocht vanuit Riel (‘Riels Laag’. In: Eigen land laatst!, 2021). Blijkbaar heb ik het gezelschap van Bourgondische vriend Jan nodig om eens binnen te gaan kijken. Klooster Nieuwkerk is omgebouwd tot hotel en boscafé. We zijn nog maar net op pad, maar we grijpen deze kans op een kop koffie toch maar aan. De kloosterlingen zijn vertrokken en onze koffie wordt geserveerd door een anglophone dame in opvallende korte rok voor haar leeftijd. 


Wij verlaten de grens om – tegen de zuidwesterwind in – iets dieper België in te fietsen richting Zuidheikant, Weelde, Eel en Ravels. Bij een veehouderij (varkens of kippen) staan aan de uiteinden van de megastallen een soort ‘geluidswallen’, niet om het geknor te dempen, maar om met enorme filters het fijnstof af te vangen. Heb ik niet eerder gezien.


Af en toe tussen groene weilanden en zwarte akkers een geel-oranje glyfosaatveld. Maar ook witte akkers, waar het witte plastic over de ruggen het ‘witte goud’ beschermt tegen goudkoorts.


In de bosstroken wordt met bordjes en spreuken veel aan de opvoeding van natuurgebruikers gedaan. Zo gaat een bordje ‘Sluikstorter, je wordt gezien. Laat je afval niet achter’ vergezeld van een slinger van voorwerpen die in de buurt zijn achtergebleven, van fietsspatborden tot sigarendoosjes en aanstekers. Het bordje ‘Hoffelijkheid gespot’ toont fietsers en wandelaars die elkaar bij het passeren met hand opsteken netjes groeten.


Bij de Kapel van Mosdijk wordt reclame gemaakt voor het bidden van de rozenkrans, want Maria van Fatima heeft gezegd dat daarmee elk probleem valt op te lossen. Ook het probleem van Fatima in Gaza? Ik wil een kaarsje opsteken voor Fatima, maar de theelichtjes zijn op.


In het Gewestbos Ravels hoeven we niet bang te zijn voor jagers, want die zijn alleen in februari en maart actief, en vooral tijdens de ochtend- en avondschemering.


Een informatiebord maakt reclame voor de vele zangvogels, ‘Van Tjif-Tjaf tot Tjiwie-Tjiwie’. De tjiftjaf heb ik vanaf mijn eerste tochten tot ergernis verklaard (‘Tjiftjaffen’. In: Tjiftjaffen, 2014), maar (van) de tjiwie-tjiwie heb ik nog nooit gehoord. Houten dierenbeelden markeren de Kabouterroute van het Boshuis. Langs een groot ven in deze bossen loopt ‘Het miezerige paadje’.


We bereiken het Kanaal Dessel–Turnhout–Schoten, onderdeel van het netwerk van zeven Kempische kanalen met als doel om de Maas (met zijn kalkrijke water) te verbinden met de Schelde. Zo zou het kalkrijke water gebruikt kunnen worden om de schrale Kempense bodems te verbeteren. Vele pogingen zijn gedaan (Karel V, Napoleon, Willem I), maar het kanaal werd pas gerealiseerd in de tweede helft van de negentiende eeuw, na de Belgische afscheiding.   


Het valt me trouwens op dat de bermen langs de wegen en de oevers van dit kanaal qua planten nogal schraal zijn. Stinkende gouwe, witte winterpostelein en robertskruid vallen me op. Van de struiken bloeit inmiddels de gewone vogelkers met zijn witte pluimen.  


Het pontje dat je over het kanaal kan zetten, van de Ravelse Bossen naar Landschap De Liereman, is nog niet in de vaart, zodat we de brug in de N12 moeten gebruiken even verderop. Bij het pontje vind ik wel weer eens een beschilderd zwerfsteentje, maar zonder opdracht of adres.


Langs het kanaal liep tijdens de Eerste Wereldoorlog de ‘Dodendraad’, een barrière tussen het bezette België en het neutrale Nederland. Deze ‘Dodendraad’ volgde dus niet overal de landsgrens, maar maakte waar mogelijk gebruik van bestaande barrières zoals dit kanaal.


Wij fietsen door Landschap De Liereman, dat oorspronkelijk bestond uit stuifduinen, vennen en moerassen. Er zijn ook vele archeologische vondsten gedaan. In de negentiende eeuw werd het gebied steeds meer ontwaterd door het graven van beken en raakte bebost.


Omdat ik op mijn vorige wandeling in de Driemanspolder al de vegetatieve levensfase van heermoes tegenkwam, dacht ik dat ik de generatieve fase dit jaar had gemist. Hier staat echter in een berm een enorme populatie van de bleke sporenaren.


Opnieuw een stichtelijk bord langs de weg om vervuiling van de natuur tegen te gaan: ‘Koeienvlaai is oké, de doos van je vlaai niet. Neem je afval mee naar huis’. Ik zou zeggen: “Nog beter als je in die lege doos van de vlaai een koeienvlaai meeneemt naar huis, want al die koeienvlaaien in de wei mag ook wel een tandje minder”.


Onderdeel van de typische Kempische vegetatie is de gagel. In het Bezoekerscentrum van de Liereman proeven we Gageleer 0.0, een fris speciaalbiertje dat met gagelblad in plaats van hop wordt gearomatiseerd. In vroegere tijden was het gebruik van gagel in bier streng verboden, omdat de aromatische olie giftig is en roesverwekkend. Daar is blijkbaar iets op gevonden!


We fietsen langs Oud-Turnhout en Arendonk, waar je nog niet dood wil worden gevonden. Maar vanaf hier hebben we wel de wind in de rug.


Na opnieuw een passage van het Kanaal Dessel–Turnhout–Schoten fietsen we door natuurgebied Hoge Vijvers, voorheen heide, maar nu grotendeels bos.


Net over de Nederlandse grens een klein zijsprongetje naar natuurgebied Beleven, iets ten westen van Reusel. Op een eerdere wandeling vanuit Reusel noemde ik het gebied een ‘belevenis’, niet wetende dat je Beleven moet uitspreken als Bele-ven (‘Zaligheid Reusel’. In: Dreamgirls, 2018). ‘Bele’ is een oud woord voor zwelling of buil, dus het Bele-ven lag waarschijnlijk bij een kleine hoogte in het terrein. Een gestileerd beeld van een boogschutter herinnert aan de jager-verzamelaars die hier actief waren en de rust van het waterwild verstoorden.


Bij de vennen zien we de blauwe reiger en de grote zilverreiger, slobeenden en een krakeend met een stoet van een tiental jonge eendjes achter zich aan. Die is er vroeg bij! Een witte kwikstaart wil wel even poseren op een paaltje.


Via Hoge Mierde willen we door het zuidelijke gedeelte van Landgoed Utrecht de grens weer over naar het Belgische Poppel, maar het Panneven (Panne-ven!) is volledig buiten zijn oevers getreden en heeft het doorgaande fietspad onder water gezet.


We moeten een stukje terug om dan de lange, rechte, vrij saaie weg (Poppelsedijk/Mierdsedijk) naar Poppel te volgen. De enige afleiding is een groot geel veld met koolzaad of raapzaad. Een flinke bui overvalt ons, maar een bui is per definitie tijdelijk.


Bijna op de grens staat in België de Kapel van Rovert op de plek waar een gestolen kelk met hosties uit de kerk van Poppel was begraven en werd teruggevonden dankzij enkele schapen die spontaan op de plek neerknielden (‘Hilvarenbeek’. In: Siem Sing a Song, 2020). Hier kan ik wel een kaarsje opsteken en even stilstaan bij overleden familie en bij Fatima.


Op de grens stroomt de Rovertsche Leij. Aan een boom op de oever van de beek hangt een bordje: ‘Hier begint de zee. Niets ingooien aub’. En op het bordje Fietspad is een waarschuwing geplakt: ‘Wolf, pas op!’ Nou, dat zal die wolf best wel doen, want die wil niet door een fietser worden overreden.


Heelhuids na vijfenzeventig kilometer gebruiken we het avondmaal (niet het laatste!) in uitspanning Roovertsche Leij. Dat we regelmatig de tuinvlieder Judaspenning in volle bloei tegen zijn gekomen is puur toeval en heeft niets met het avondmaal te maken.        

 


[Beeldverhaal]


Gepost: 20 April 2024

 

Fietsknooppunten: 77, 75, 51, 53, 54, 43, 55, 58, 32, 63, 21, 62, 61, 11, 59, 60, 56, 77, 96, 95, 45, 40, 08, 50, 77 (74 km)