SELFIES: Noord-Spanje – Santillana del Mar

Dimanche, quatorze juillet 2024, nationale feestdag in Frankrijk, en alweer is het Les Bleus niet gelukt om de finale van het EK te bereiken, die vanavond wordt gespeeld.


In alle rust verlaten wij Bilbao op zondagmorgen voor de rit van ongeveer 125 kilometer langs de kust naar Santillana del Mar, iets voorbij Santander. Hiermee verruilen we ook Baskenland voor Cantabrië (niet verwarren met het Italiaanse Calabrië!). Santander is de hoofdstad van deze autonome regio. Samen met Asturië heeft Cantabrië nauwelijks onder Moors bestuur gestaan tijdens de periode van islamitische overheersing (711–1492). Integendeel, in deze contreien begon in 722 met een eerste overwinning op de Moren de prille Reconquista.


Via de kustplaatsen Castro-Urdiales en Laredo met mooie uitzichten op zee rijden we rechttoe rechtaan naar Santander.


Steeds meer routeborden en pelgrims op de Camino naar Santiago de Compostela beginnen op te vallen. Pelgrims hebben meestal een schelp aan hun rugzak hangen, symbool van apostel San Tiago (Heilige Jacobus), die visserman zou zijn geweest. De meest oorspronkelijke Camino liep van de Pyreneeën via Pamplona, Burgos en León naar Santiago, een afstand van 770 kilometer. Nu lopen alle wegen naar Santiago, en nu eens niet naar Rome. In de steden zijn de routeborden meestal vervangen door een straattegel met de afbeelding van een schelp.


Op de boulevard langs de Baai van Santander ligt het Centro Botín, een architectonisch hoogstandje van architect Renzo Piano. Het is cultureel centrum en museum tegelijk, een mooie plek om de lunch te gebruiken, deze keer een prima Russische salade, kunstzinnig gepresenteerd.

In het parkje bij het Botín Centre staat een monument ter herinnering aan de enorme brand van 1941, die meer dan vierhonderd gebouwen in de historische binnenstad in de as legde. Santander heeft dan ook geen oud centrum. Het is wel op sommige plekken erg steil. Vóór vertrek las ik ergens dat met Europees geld roltrappen zijn aangelegd om bovenstad en benedenstad goed met elkaar verbonden te houden.


We reizen door naar Santillana del Mar of eigenlijk Queveda (Quovadis?), een dorp van niks, waar ons hotel ligt, Hotel Felisa & Spa. Dat is weer een sterretje minder, maar wat vooral opvalt is de gebrekkige Engelse kennis van het personeel, zodat ze er niet eens aan beginnen om je iets uit te leggen over de faciliteiten.


Het is nog vroeg in de middag en wij gaan een bezoek brengen aan het Museo de Altamira, op een kwartiertje rijden. Eind negentiende eeuw ontdekte een jager en zijn dochter de grotendeels geblokkeerde ingang van de Altamiragrotten, waar de prehistorische mens prachtige tekeningen op de rotsen, met name de plafonds, heeft aangebracht, vooral van bizons, paarden en herten. De oudste schilderingen zijn gedateerd op 36.000 v.C. De toegang tot de grot met dit Unesco Werelderfgoed is zeer beperkt, maar er is in het museum een nauwkeurige replica gemaakt, gebaseerd op studie van de materialen en methoden die destijds zijn gebruikt en toegepast. Houtskool voor de zwarte lijnen en oker voor de rode vlakken. Na deze ontdekking werden nog zeker een dozijn andere grotten in de kustregio van Cantabrië ontdekt met prehistorische afbeeldingen.


In een bijgebouw bezoeken we nog een tijdelijke tentoonstelling van Mauricio Antón, die de prehistorische dieren schildert in het Cantabrische landschap. Op de terugweg naar Santillana zien we weilanden met bruine runderen die gezelschap hebben van een groot aantal koereigers. Mauricio Antón zou het geschilderd kunnen hebben.


Santillana del Mar, dat overigens zo’n drie kilometer van de kust af ligt, is een prachtig middeleeuws stadje, dat zich ontwikkeld heeft rond de kerk en klooster van Santa Juliana. Vele bijzondere huizen van edellieden flankeren de straatjes geplaveid met kinderkopjes.


We bezoeken de twaalfde-eeuwse kerk en kloostergangen met de tombe van de martelares St. Juliana, die de duivel gevangen wist te nemen. Dan ben je van fans en pelgrims verzekerd. Mooi beeldhouwwerk in de kapitelen van de pilaren die de kloostergang ondersteunen. 


In één van de vele restaurantjes laten we ons verleiden tot het dagmenu. Gezellige tuin, maar belabberd eten.


We keren terug naar ons hotel in Queveda. Het café naast ons hotel heeft een overdekt terras, waar meerdere tv’s hangen, zodat we in goed gezelschap de EK finale Spanje–Engeland kunnen volgen (2–1).


Gek  genoeg loopt de tv waar Marita en ik naar kijken een drietal seconden vóór op de tv, waar de meeste Spanjaarden naar zitten te kijken. Ik juichte al bij het winnende doelpunt van Spanje, terwijl de Spanjaarden nog van niks wisten. Ze zaten me dan ook vreemd aan te staren!         


Maandag, 15 juli 2024. Vandaag staat een dagtocht naar de Picos de Europa op het programma. Dit Nationaal Park met zeer hoge bergen ligt in het grensgebied van de provincies  Cantabrië, Asturië en Castilië & León. Ik vind de naam ‘Picos de Europa’ maar vreemd. Terugkerende Spaanse zeelui zouden de hoge bergen als eerste teken van hun vaderland ‘Toppen van Europa’ hebben genoemd. Dan waren die zeelui hun tijd ver vooruit, zich meer Europeaan voelend dan Spanjaard. ‘Picos de España’ zou toch logischer zijn.


Via de snelweg naar San Vicente de la Barquera en vervolgens via een bergweg naar Potes en verder naar Fuente Dé. Het is jammer genoeg bewolkt en regenachtig, maar eenmaal tussen de bergen stopt de regen en breekt al snel de zon door. Vanwege werkzaamheden aan de weg naar Potes is maar één rijbaan beschikbaar, en worden via verkeerslichten beide richtingen om en om doorgelaten. Dat kost veel tijd. Enorme netten hangen boven de weg om vallende menhirs op te vangen. En dat blijkt op sommige plekken geen overbodige luxe.


Bij Fuente Dé loopt de weg dood in een keteldal aan de basis van hoge rotsformaties. In dit dal ontspringt de Rio Deva. Bij het restaurant, waar we de lunch gebruiken, gaat Marita op de foto met een opgezette bruine beer, die hier in de bergen leeft. Gezien beider postuur zou de beer geen partij zijn voor Marita.


Een spectaculaire kabelbaan brengt ons van ongeveer 1100 meter naar 1850 meter boven NAP in vier minuten. Een stijging van 750 meter op een lengte van de kabel van 1450 meter is griezelig steil, vooral het laatste stuk, als ook nog de gondel een speelbal wordt van de harde wind. [Grappig te moeten constateren dat bovenstaande afmetingen volledig verkeerd zijn geïnterpreteerd in de Capitol Reisgids.]


We maken een wandeling door een ruig landschap met adembenemende uitzichten, prachtige plantjes en bijzondere vogels. Restjes sneeuw op de hoogste toppen. Heel hoog in de lucht enkele vale gieren en om ons heen alpenkauwen die zeilen op de harde wind. Een prachtige flora met soorten tijm, geel zonneroosje, de mediterrane kruisdistel, een Colchicum verwant aan herfsttijloos, roze wondklaver, een pollenvormende heidebrem, een vlassoort, hemels blauw, walstro, madeliefje, een Dryopteris varen en de grote muggenorchis. In de valleitjes bij waterpoelen zwarte, gehoornde runderen, paarden met koebellen en schapen. Prachtig!


Vlakbij het station van de kabelbaan staat een paal voor je mobiel om met de zelfontspanner selfies te nemen met de ‘picos’ op de achtergrond. Waarom zou je een paal gebruiken als er altijd andere mensen in de buurt zijn?    


Op de terugweg maken we een stop in Potes en eten een dagmenu (weer geen succes, dus voor het laatst!) aan de voet van de vijftiende-eeuwse verdedigingstoren Torre del Infantado.


In San Vicente de la Barquera passeren we een lange brug over een lagune, die bijna droog staat. Wilde wingerd klampt zich vast aan de muren van de brug.


We zijn terug in ons hotel in Queveda en zien nu pas dat het hotel een restaurant heeft met een diner in buffet vorm. Dat had het ontvangende personeel toch wel eens kunnen vertellen bij aankomst gister.

 

 

[Beeldverhaal]


Gepost: 5 September 2024