FIETSEN: IJsselmeer – Etappe 1

Op zondag, 4 augustus 2024, treffen vriend Jan en ik elkaar in de namiddag bij uitspanning De Zeemeeuw in Muiderberg. Eén auto blijft achter in een rustig wijkje, met de andere (met de fietsen achterop) rijden we door naar Zwaag bij Hoorn, onze eerste overnachtingsplek bij ‘Vriendin op de fiets’ Wil. ‘Zwaag’ is een Oudfries woord (Swaech) voor laaggelegen weilandgronden, en komt in meerdere plaatsnamen voor zoals Beetsterzwaag en Zwaagwesteinde. En in Zwaag, zonder nadere specificatie, kort maar krachtig!


Na een gezellige kennismaking met Wil en het betrekken van de kamers fietsen we naar de Roode Steen, het centrale plein van Hoorn. We raken onderweg de weg kwijt, maar twee jonge meiden op een fatbike zijn zo vriendelijk om hun snelheid aan te passen en ons te escorteren.


Midden op het plein, dat één en al terras is, ligt een onopvallende ronde rode steen tussen de kinderkopjes, ooit een executieplaats (geen kinderkopjes, hoop ik). De steen is blijkbaar niet heilig verklaard, want vanavond deels aan het zicht onttrokken door een horeca karretje.


Het plein wordt ook wel Coenplein genoemd, want vlakbij de rode steen staat op een hoge sokkel het standbeeld van de beroemdste en beruchtste inwoner van Hoorn, Jan Pieterszoon Coen (1587–1629). Als VOC Gouverneur-Generaal in Indië was hij verantwoordelijk voor de genocide op de Banda eilanden (1621) om het monopolie op nootmuskaat en kruidnagel veilig te stellen. Ik ben het roerend eens met het ‘Ministerie van Standbeelden’ (Volkskrant, 6 augustus 2024) dat het zinloos is om de standbeelden van hun sokkel te rukken, maar vertel wel het hele verhaal. Dat heeft Hoorn gedaan! Volgens programmamaker Mo Hersi zou het ‘Ministerie’ in zijn algemeenheid moeten zorgen voor meer diversiteit onder de Nederlandse standbeelden, nu merendeels bestaande uit ‘witte mannen’.


Rond het plein staan enkele markante zeventiende-eeuwse gebouwen, zoals het Westfries Museum met de prachtige gevel van het voormalige Statencollege (1632). Ertegenover de Waag uit 1609. Bij de haven de Hoofdtoren (1532) als restant van de stadsmuren, met op de kademuur de beelden van de drie ‘Scheepjongens van Bontekoe’, hoofdpersonen in het deels op waarheid berustende kinderboek van Johan Fabricius uit 1924. Bontekoe was inderdaad de kapitein van het VOC-schip Nieuw Hoorn, dat vergaan is in 1619 door het ontploffen van de kruitkamer.


Hoorn is sowieso een stad met een boeiende geschiedenis, vele monumenten (zo’n tweehonderd gevelstenen!) en bijzondere inwoners, een uitgebreid bezoek meer dan waard. Zo was Willem Corneliszoon Schouten de eerste schipper die om het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika heen voer, en daar hebben wij Kaap Hoorn aan te danken, vernoemd naar zijn geboorteplaats.


We eten een hapje onder het toeziend oog van Coen en – indachtig zijn lijfspreuk – spreek ik vriend Jan moed in: “Dispereert niet, want wij gaan iets groots verrichten”.   


Op maandag, 5 augustus 2024, na een copieus ontbijt, verlaten we de stad in zuidelijke richting, waar bij de moderne schouwburg Het Park een flink stadstrand aan het Markermeer wordt gerealiseerd. Kluten, brandganzen en Oud-Hollandse kuifeenden vermaken zich in enkele binnendijkse poelen.


West-Friesland wordt scherp gedefinieerd door de honderddertig kilometer lange Westfriese Omringdijk tussen Alkmaar-Noord, Schagen, Medemblik, Enkhuizen en Hoorn Rond 1300 kwam deze omringdijk gereed toen West-Friesland aan alle kanten werd omringd door water (‘West-Friesland’. In: Tureluren, 2015). Op het punt waar de Westfriese Omringdijk landinwaarts buigt richting Alkmaar heeft in 1675 voor het laatst een dijkbreuk plaatsgevonden, waarbij ongeveer twee-derde van West-Friesland onderliep. Een monument op de dijk viert drie eeuwen droge Westfriese voeten.


We volgen de Markermeerdijk – helaas binnendijks zonder zicht op het water – van de regio Waterland met de dorpen Scharwoude (heeft niets te maken met Noord- en Zuid-Scharwoude!), Schardam, Etersheim en Warder.


Onderweg het Veldje van Ien. Ene Ien schonk een strook rietland aan het Landschap Noord-Holland. Het riet heeft momenteel gezelschap van heel veel koninginnenkruid.


Iets verderop de Kleiput, één van de laagste punten van Nederland, ontstaan door afgraving om een dijkdoorbraak in 1916 af te wenden (we zitten tenslotte niet meer op de onbreekbare Omringdijk).


Etersheim noemt zich ‘Het land van Dik Trom’, omdat de auteur ooit onderwijzer was in het dorp. Maar Dik Trom – net als de auteur – beleefde zijn avonturen in de Haarlemmermeer (‘Rondje Beemster’. In: 1000110, 2019).


We worden geconfronteerd met dertig kilometer dijkverzwaring langs het Markermeer en vragen ons af waarom de dijken van dit afgesloten deel van het IJsselmeer zo’n hoge prioriteit hebben? Waarschijnlijk omdat ze juist door de Houtribdijk (Lelystad–Enkhuizen) tot nu toe een lage prioriteit genoten en nu niet meer voldoen aan de stabiliteitseisen.


Edam kondigt zich aan met Fort bij Edam, een onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Via de zeesluis en enkele mooie ophaalbruggetjes doorkruisen we Edam naar de boulevard van Volendam, waar grote toeristische drukte heerst. De fietsboot naar (schier)eiland Marken ligt klaar voor vertrek, een leuk onderdeel van het fietsrondje Volendam–Marken–Monnickendam om de Gouwzee heen (‘Rondje Gouwzee’. In: Tjiftjaffen, 2014). Een mozaïek in de dijk van de Volendamse boulevard brengt de verschrikkelijke cafébrand van 1 januari 2001 in herinnering.


Monnickendam heeft mooie oude gevels die voorover dreigen te vallen. Op een bankje bij de zeesluis zit een monnik met een vreemde knots in zijn hand. Het verhaal gaat dat een stier, eigendom van het klooster, was ontsnapt en dat een monnik met een knots erachteraan rende om hem te vangen. Wilde hem zeker buiten bewustzijn slaan! De monnik met de knots figureert in het wapen van Monnickendam en de wegloop-stier komt voor in de wapens van enkele naburige steden, waar de stier doorheen trok.


Iets ten zuiden van Monnickendam ligt gemaal De Poel dat de Waterlandse boezem ontwatert. Het wordt gesierd door het mooie gedicht ‘De Profundis’ van Ida Gerhardt. Recentelijk is er op honderd meter afstand een compleet nieuw, modern gemaal aangelegd, nu met een gedicht van ene Hennie Pen-Dijkema.

 

         Hier lig ik met mijn lang lijf

         tussen Gouwzee en Poel.

         Ooit met wind, toen met stoom,

         nu met stroom, laat ik in en uit.

 

         Water, land en lucht, uitzicht weids,

         vissen trekken door mij heen.

         Nat en droog, schoon en zoet,

         dat is waar ik om maal.  

        

Een weiland met geiten brengt me in verwarring. Zijn het geiten of gladgeschoren schapen? Of misschien wel ‘gaapjes’ (mannetjesgeit x vrouwtjesschaap) of ‘scheitjes’ (mannetjesschaap x vrouwtjesgeit)?


Tussen Uitdam en Durgerdam is de Uitdammerdijk afgesloten vanwege de dijkverzwaring, en moeten we een kleine omweg maken. Hoewel we eerdere waarschuwingen in de wind hebben geslagen meldt de aannemer ons nu: ‘Verder fietsen is echt zinloos… Vijf minuten omrijden is een goede training’.


Vlakbij Durgerdam hebben we zicht op Vuurtoreneiland, eveneens onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Samen met Fort Pampus en Fort Diemerdam moest het Werk op Vuurtoreneiland Amsterdam beschermen tegen aanvallen vanuit de Zuiderzee. Nu kun je er luxueus dineren na een boottochtje vanuit het oostelijk havengebied, een aanrader.


Vervolgens passeren we soepeltjes Amsterdam-Oost met de zintuigen op non-actief, over de Schellingwouderbrug en de Amsterdamsebrug, en belanden via de artistieke Nesciofietsbrug over het Amsterdam-Rijnkanaal in het Amsterdamse Diemerpark (‘Amsterdam-Rijnkanaal’. In: Eigen land laatst!, 2021).


In het Diemerpark mogen wilde en verwilderde planten hun plekje zien te veroveren. Te midden van kaardenbol, zwarte mosterd, slangenkruid, teunisbloem, Jacobskruiskruid, Sint-Janskruid, guldenroede, kaasjeskruid, koninginnenkruid, toortsen, wilde marjolein en duinriet, één primeur voor mij: de Griekse alant, een verwilderde tuinplant, veel groter dan de Engelse alant.


Ten oosten van Fort Diemerdam ligt een prachtige Natuurboulevard, een fietspad langs het IJmeer richting Muiden. Open tijdens het broedseizoen, gesloten in de winter. Vanaf hier mooi zicht op Pampus, dat voor pampus ligt in het IJmeer. In de boerensloten bloeit volop de gele watergentiaan en op de oevers pronken roze zwanenbloemen.


Muiden kondigt zich aan met de West-Batterij (nu hoofdkwartier van de lokale padvinderij), dan de monding van de Utrechtse Vecht met de mooie zeesluis, en vervolgens het Muiderslot (zie W264: ‘Muiden’). Muiderberg is vooral bekend van de moord in 1296 op graaf Floris V, die het Muiderslot bewoonde. Floris V komen we nog wel tegen.


Uitspanning de Zeemeeuw in Muiderberg mag zich even in onze clientèle verheugen, vóór we terugrijden (met de achtergebleven auto) naar basiskamp Zwaag bij Hoorn.


We laten Coen vanavond aan zijn lot over en eten in het havengebied van Hoorn met zicht op de ‘Scheepsjongens van Bontekoe’.

 

 

[Beeldverhaal]


Gepost: 16 Augustus 2024

 

Fietsknooppunten: 60, 59, 58, 36, 37, 83, 63, 64, 97, 98, 99, 56, 55, 54, 53, 52, 77, 79, 78, 44, 47, 46, 52, 54, 55, 25, 27, 16, 17 (76 km)