SELFIES: Noord-Spanje – San Sebastián

Op woensdag, 10 juli 2024, in de namiddag installeren we ons in het luxe hotel Catalonia Donostia, dat hoog boven San Sebastián uittorent. Donostia is de Baskische naam voor San Sebastián. Voor het gemak van de gasten heeft het hotel een lange geheime gang die je naar een lift brengt, waarmee je je wat klimwerk vanuit de benedenstad kunt besparen. De voorgevel van een kerk is als onderdeel van het hotel bewaard gebleven, al valt er door de nieuwe bestemming wel wat af te dingen op de Latijnse spreuk op de gevel, die in vertaling luidt: ‘Echt… hier is niets anders dan het huis van God en de poort van de hemel’.    


Vanaf het dakterras van het hotel een prachtig uitzicht over de Concha baai (‘concha’ betekent ‘schelp’). De ingang van de baai wordt aan de oostkant bewaakt door Monte Urgull met een groot Christusbeeld op de top, en aan de westkant door Monte Igeldo. In de baai ligt het kleine schildpadvormige eilandje Santa Clara. Buiten de baai ligt de Golf van Biskaje, vernoemd naar de Baskische provincie Biskaje.


Het geheel doet me sterk denken aan Tossa de Mar, aan de Costa Brava, waar broer Adri en echtgenote Willy lang een appartement hebben gehad met soortgelijk schilderachtig uitzicht. Alleen is San Sebastián  dan een vergrote uitvoering.


We maken in de vroege avond een eerste wandeling over de promenade langs het strand en door de smalle straatjes van de Oude Stad aan de voet van Monte Urgull.


Op de strandpromenade een bijzondere boom, heel fijn verdeeld venkel-achtig blad en roze bloeiwijzen. Morgen verdiepen we ons nog wel in de identiteit. Iemand heeft een kunstzinnige geometrische afbeelding – een mandala –gemaakt op het strand, die geleidelijk door een stijgende vloedlijn wordt gewist.


De Oude Stad heeft een imposant stadhuis, ooit gebouwd als casino van deze mondaine badplaats. Geen wonder dat Matahari ook hier heeft gedanst in 1916. Iets lager dan ons hotel ligt Hotel Londres, waar ze een speciale Matahari hotelkamer hebben ingericht.


Langs de Basilica de Santa María met een indrukwekkend rococo voorportaal komen we op de Plaza de la Constitución, omgeven door arcades en genummerde balkons uit de tijd dat het een stierenvechtersarena was. ‘Veluviaweg 21’ zit er ook tussen.


We eten hier de onvermijdelijke pintxos, de Baskische variant van tapas. Lekkere hapjes, meestal met een prikker vastgepind op een sneetje stokbrood (‘pintxo’ betekent ‘prikker’). Een bijzondere aandachtstrekker is het inschenken van de ‘txakoli’, een Baskische witte wijn. Fles bovenhands, glas onderhands. De bedoeling is wat luchtbelletjes te genereren, zodat de wijn licht mousserend wordt. De truc speelt zich af boven een soort prullenbak, want er gaat best wat lekkere witte wijn verloren. In veel eettentjes hangen Serranohammen aan het plafond na te druppelen.


Ondertussen houden we de kroegen in de gaten op zoek naar een groot televisiescherm en een verzameling oranje shirts, maar tevergeefs. Nederlandse toeristen zijn tot onze verbazing schaars. We volgen de EK halve finale Nederland–Engeland (1–2) in ons hotel, tussen een handjevol Engelsen.        


Op onze eigen kamer zap ik teleurgesteld weg van de nabeschouwing en kom terecht bij een heel andere sport, Pelota Vasca, oftewel Baskisch kaatsen. Twee muren die loodrecht op elkaar staan, de voormuur en een lange zijmuur. Twee teams van één of twee personen. Het balletje moet steeds met de hand tegen de voormuur worden geslagen en mag daarna één keer stuiteren voordat de tegenpartij hem terug moet slaan. En vreemd stuiteren doet het balletje.


We maken plannen voor de dag van morgen om geen hoogtepunten van San Sebastián te missen.


We beginnen donderdag, 11 juli 2024, met een wandeling de Monte Urgull op. Een man krast met een stok ‘Paz Ucrania’ in het zand van het strand, en nog veel meer Baskische tekst, waar weinig van te maken is.


Al klimmend letten we uiteraard op bijzondere en minder bijzondere plantjes. Overal, vooral tegen muren, groeien de zoutminnende zeevenkel en muurfijnstraal. Een snelle conclusie is dat er veel overeenkomsten zijn met onze wilde flora. Dat geldt niet voor de kurkeik, vijg en mansbloed, maar wel voor kaasjeskruid, bitterzoet, harig wilgenroosje, muurleeuwenbek, kattenstaart, tongvaren en rood guichelheil. Temperaturen zijn hier de laagste van Spanje en goed vergelijkbaar met de onze, vandaag tussen de 20 en 25 graden. Op een rotsblok worden we welkom geheten: ‘Tourist Go Home’.


Op de heuvel liggen de restanten van een mottekasteel, het Castillo de Santa Cruz de la Mota. Grappig de tekst bij een kanon uit 1502, ‘gemaakt door Juan Vastenove, echt waar!’. Boven het kasteel uit torent het twaalf meter hoge Christusbeeld. Hier wappert ook de Baskische vlag. De rode achtergrond staat voor het Baskische ras, het groene andreaskruis op de diagonalen voor de vergaderboom van Gernica (zie: ‘Noord-Spanje – Bilbao’), en het witte kruis voor de christelijke godsdienst. We zien hier in Baskenland ook veel Palestijnse vlaggen, waarschijnlijk uit sympathie voor de strijd voor onafhankelijkheid. Spanje is één van de Westerse landen die de niet bestaande Palestijnse Staat heeft erkend.  


Terug in de Oude Stad bezoeken we twee kerken, de Basilica de Santa María met een bijzondere kruisafname op ware grootte. De Iglesia de San Vicente zal gewijd zijn aan de martelaar San Vicente (vierde eeuw). In Valencia wordt nog een tweede San Vicente Ferrer (1350–1419) uitbundig vereerd als schutspatroon van de stad met een vrije dag en processies door de stad (‘Valencia – San Vicente’. In: Paradijs, 2022). Aandachtstrekker in deze San Vicente kerk is het enorme altaarstuk.


In de Markthal is de grote drukte voorbij. Marita koopt een flesje truffelolie, veel voordeliger dan in Nederland. In de etalage liggen ook verse truffels voor het schappelijke prijsje van 470 euro per kilo!


We steken de rivier Urumea over bij de Kursaal, een enorm cultureel centrum, waar ook het San Sebastián Filmfestival wordt gehouden, één van de bekendste Europese filmhappenings. Hier ligt een tweede strand, iets minder druk dan de Concha. In deze wijk Gros komen we wél langs een groot televisiescherm op het terras van een café. Te laat!


Terug over de Maria Christina brug met bizarre barokke bouwsels aan de uiteinden. Maria Christina van Bourbon (1806–1878) was enkele jaren koningin van Spanje en bouwde een zomerpaleis in San Sebastián, waardoor de stad enorm in populariteit steeg onder de rijken.


Vlakbij ons hotel staat nog de kathedraal Buen Pastor (Goede Herder), maar die is qua decoratie zeer sober vergeleken bij de twee kerken in de Oude Stad.


We nemen even een pauze in het hotel en wandelen dan naar de westkant van de Concha baai om de Monte Igeldo op te gaan. Kapitale paleisjes en villa’s liggen tegen de hellingen grenzend aan de boulevard.


De meer dan honderd jaar oude tandradbaan helpt ons om de Monte Igeldo te ‘beklimmen’. Boven op de heuvel prachtige uitzichten over stad en zee. Er ligt boven een grappig ouderwets pretparkje. We staan even stil bij het scheprad, dat de aanjager is van een hele korte wildwaterbaan. Hilarisch is de variant op de paardenrace, hier met schildpadden.


Marita zoekt vanwege pijnlijke voeten een paar kilometer OV naar de Oude Stad. Ik wandel de boulevard terug en kan nog net een stukje zien van het kunstwerk Peine del Viento (Kam van de Wind) op de rotskust, van Eduardo Chillida (1924–2002), een beroemde Baskische beeldhouwer.


Via de App ‘Zoek mijn..’ heeft Marita mij zo weer gevonden tussen de bijzondere bomen, die in groot aantal geplant zijn op de boulevard. De boom heeft zich inmiddels bekend gemaakt als Tamarix pentandra, geïntroduceerd in 1885 vanwege zijn resistentie tegen harde zeewinden. Krakkemikkige honderdjarige exemplaren worden met kabels en stangen bij elkaar gehouden zoals ook wij historische bomen van de ondergang proberen te redden. 


Op het dakterras van het hotel genieten we voldaan van de zonsondergang en vervolgens van de verlichting van de stad. We hebben vandaag zo’n twintig kilometer afgelegd.      

 

 

[Beeldverhaal]


Gepost: 1 September 2024