Wandelen, Fietsen, Selfies
WANDELEN: Kampina
Ik heb in mijn meer dan vijfhonderd verhaaltjes gezocht op de naam Kampina. Eén keer wordt de Kampina Heide genoemd op een fietstocht door Het Groene Woud (‘Het Groene Woud’. In: Tureluren, 2015). Ik heb wel gewandeld bij de Oisterwijkse Vennen (‘Oisterwijk’. In: Lustrum, 2017), maar ben nooit op het idee gekomen om eens bij de Kampina Vennen te gaan rondneuzen, terwijl het één groot Natura2000-gebied is: ‘Kampina & Oisterwijkse Vennen’. Een omissie!
Op donderdag, 5 september 2024, start ik een lange wandeling op de parkeerplaats Kampina Annadreef in Boxtel.
Bij het klaphek staat een grondwatermeter. Door het natte voorjaar staat het peil op gemiddeld, maar de laatste jaren schiet de meter steeds vaker in het rood. En dat is slecht voor de biodiversiteit. Minder afwateren en vernatting van de heide is het devies.
Er hangt een bordje bij de ingang dat Natuurmonumenten komende zondag, 8 september 2024, viert dat de Kampina honderd jaar wordt beschermd. Honderd jaar geleden kreeg Natuurmonumenten het eerste deel van de Kampina in handen.
Je zou bijna denken dat de talrijke aardappelbovisten de wandelroute markeren, zo talrijk zijn ze in de bermen. Een platte afgezaagde boomstronk wordt volledig omringd door de platte tonderzwam als bankjes rond een picknicktafel. Elfenbankjes zou leuker zijn geweest.
In mijn korte broek en shirt – het wordt vandaag tussen de vijfentwintig en dertig graden – word ik meteen belaagd door muggen, maar hier ben ik op voorbereid en enige DEET op de blote onderdelen doet de rest van de dag zijn werk. Behalve het gezoem heerst er doodse stilte. Heerlijk!
In dit eerste deel worden de bloeiende struikheide, dopheide en blauwe bosbes overwoekerd door het pijpenstrootje, maar dat wordt beter dichter bij de vennen.
Het eerste ven is het Groot Glasven. Het is vernoemd (bij leven!) naar ene Peter Glas, ‘een dijk van een watergraaf’. Plantjes op de oever zijn wolfspoot en zwart tandzaad en in het water plakkaten van moerashertshooi. Schapenzuring is regelmatig de bodembedekker van dienst.
De volgende waterpartijen heten de Zandbergse Vennen. De vennen zijn ontstaan tijdens de laatste ijstijd, maar groeiden dicht met veen. Na de middeleeuwen werd hier turf gestoken en ontstond er weer open water. Enkele dodaars en kuifeenden duiken er lustig op los, gadegeslagen door een paar wandelaars vanaf de bankjes op dit mooie uitzichtpunt op een zandduin.
Op de oever een stapeling van zwerfstenen als monument voor Pieter Gerbrand van Tienhoven (1875–1953), medeoprichter en voormalig voorzitter van Natuurmonumenten. Hij heeft voorkomen dat zijn vader, eigenaar van de Kampina, de heide omvormde tot productiebos. Zijn as is op deze plek verstrooid.
Een ‘belletje’ herinnert me eraan dat ik bij de Oisterwijkse Vennen ook een monument voor deze natuurbeschermer tegenkwam, een stenen Van Tienhoven Bank bij het Van Esschen Ven. Het ‘belletje’ herinnert me er ook aan dat onder die bank een verpakking lag van een Polm joint van de Grass Company. Niks bijzonders toch? Voor mij blijkbaar wel, verschoond gebleven van dit gemeengoed.
Het volgende grote ven is het Kogelvangersven. Aan de noordzijde liggen een paar zandheuvels. Hier werd in de achttiende eeuw door de schutterij het schieten geoefend, met de zandheuvels als achtervanger, vandaar de naam.
Het ven raakt aardig dichtgegroeid met moerashertshooi. Om het ven heen veel adelaarsvaren en een eikenstruik als landingsplaats voor een rode heidelibel. Op de paden handhaaft de tengere rus zich moeiteloos onder de vertrapping door mens en dier. De bruine hatseflatsen van de runderen vormen een aantrekkelijk substraat voor een maagdelijk wit paddenstoeltje.
Ook in het Palingven duikende dodaars, die ongetwijfeld vissen op aal in de modder onder de waterlelies en de gele plomp.
Ik bereik het kleine riviertje Rosep dat tussen de Oisterwijkse Vennen en de Kampina doorloopt. Machtige varens groeien op de oevers. Dit is een uitgelezen biotoop voor libellen en juffers. Een heer weidebeekjuffer, die normaal in rust zijn vleugels met blauw-zwarte banden dichtgevouwen houdt, wil ze voor de foto wel even uitspreiden. Op het wateroppervlak krioelt het van de schrijvertjes en schaatsenrijders.
Het Balversven heeft op de oever uitgestrekte gagelstruwelen. Ik passeer een kudde herkauwende runderen van het witte ras ‘Blonde d’Aquitaine’. Een torenvalk overziet het tafereel vanuit een dooie boom.
Natuurmonumenten heeft de talrijke houten banken in het natuurgebied voorzien van blije spreuken, zoals: ‘Natuur: Zien–Inzien–Ontzien’ of ‘Ik bof, ik ben (buiten)’. ‘De Keistampers’ uit Boxtel hebben ook een bank geschonken. Geen geschenk van de carnavalsvereniging ‘De Vrolijke Keistampers’, maar van de iets minder vrolijke wandelvereniging met de korte naam, die vele wandeltochten in de Kampina organiseert.
Het Brandven zal zijn naam wel gekregen hebben als bron van bluswater. Het is een pingoruïne, dus waarschijnlijk heel diep. Over vernatting gesproken. Ik kan met moeite de route vervolgen omdat de wandelpaden rond het ven zijn ondergelopen met ‘bluswater’.
Zoals al opgemerkt tijdens onze rondreis door Noord-Spanje, namelijk dat alle wegen leiden naar Santiago de Compostela, hier nog wat aanvullend bewijs: het bekende routebordje in de berm van het wandelpad in de Kampina. Er vlakbij een uitgebloeid exemplaar van de brede wespenorchis. Een oranje-gele zwavelzwam valt meteen op in het groene decor. Op de Kampina Heide lag ooit de landbouwenclave Balsvoort. De laatste hoeve is in 1986 gesloopt.
De beek aan de zuidkant van de Kampina is de Beerze. Ik passeer de Beerze via een stuw en kom dan bij de gegraven Heiloop langs het Banisveld. Het Banisveld was een landbouwgebied en ook plaats van een vuilstort, maar de toplaag is door Natuurmonumenten afgegraven. Het is nu een soortenrijk natuurgebied. De ‘Tour de Frans’ is een uitkijktoren over het Banisveld op die voormalige vuilnisbelt. Hij is vernoemd naar ene boswachter Frans Kapteijns. De toren heeft een ‘luie’ trap, dat wil zeggen dat het hoogteverschil tussen de treden klein is.
Na een plankbrug over de Heiloop volgt het bosreservaat Smalbroeken, waar de Beerze doorheen stroomt. Aan de overkant van de Beerzebrug kan ik een eind de mooie beek volgen. Hoewel de temperatuur de hele dag aangenaam was, brak de zon pas door rond een uur of twee. Sein voor een kleine ijsvogelvlinder om zijn vleugels te warmen aan de zonnestralen. Bosbeekjuffers dartelen rond boven het water daar waar de zon door het bladerdek breekt.
Gepost: 26 September 2024
Mooisteroutes.nl: Het mooiste ven (20 km)