FIETSEN: IJsselmeer – Etappe 2

‘Vriendin op de fiets’ Wil wordt zeer bedankt voor de gastvrijheid in Zwaag. Wij mogen één auto achterlaten en rijden met de andere (en de fietsen) naar Den Oever op voormalig eiland Wieringen, aan de Noord-Hollandse zijde van de Afsluitdijk.


Wieringen werd een schiereiland door de aanleg in 1924 van de Korte Afsluitdijk tussen de westkant van het eiland en de Anna Paulownapolder in de Kop van Noord-Holland. In 1930 volgde aan de zuidkant de drooglegging van de Zuiderzeepolder Wieringermeer, en in 1932 de aanleg van de Afsluitdijk tussen Den Oever en Friesland. (‘Wieringen’. In: Dreamgirls, 2018). Maar je woont nog steeds op Wieringen en niet in Wieringen.


Het is dinsdag, 6 augustus 2024, en net als gister een warme, zonnige dag. We parkeren de auto in het havengebied en verlaten Den Oever op de fiets in zuidelijke richting, onder de A7 door via twee tunneltjes met opschrift ‘ZOET’ in de richting van het IJsselmeer, en ‘ZOUT’ in omgekeerde richting naar de Waddenzee.    


We passeren Gemaal Leemans dat, samen met Gemaal Lely bij Medemblik, de Wieringermeer heeft drooggelegd. Het verschil in waterpeil tussen IJsselmeer en polder is indrukwekkend, zo’n vijf à zes meter.


De eerste kilometers fietsen we door het Robbenoordbos. Dit bos is aangelegd omdat het noordoosten van de polder ongeschikt bleek voor landbouw door zoete kwel vanuit het IJsselmeer, maar vooral door zoute kwel vanuit de Waddenzee.


De mededeling ‘Koe in het bos’ van Staatsbosbeheer op de eerste de beste boom, vraagt ons uit te kijken naar een koe die op 23 mei is geschrokken van de boer (of boerin) om vervolgens in paniek het Robbenoordbos in te vluchten. Waar is de monnik met de knots uit Monnickendam nu we hem nodig hebben? Het broekbos is nogal dicht begroeid, hoewel er wel ruimte is gemaakt voor een enorme molen van Windpark Wieringenmeer. Je verwacht dat de koe de bermen van paden en brandgangen opzoekt om in zijn levensonderhoud te voorzien. Maar goed, je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt! Langs het fietspad heel veel koninginnenkruid in bloei en ik kom voor het eerst dit jaar groot heksenkruid tegen.


Het moeras Dijkgatshoeve en het Dijkgatbos verwijzen naar de opzettelijke inundatie van de polder door de Duitsers op 17 april 1945. Na de tweede drooglegging eind 1945 moesten bijna alle boerderijen en gebouwen in de polder herbouwd worden en de bossen opnieuw aangeplant.

In het moeras van de twee kolken verblijven honderden ganzen, een mix van grauwe ganzen en Canadese ganzen. Op de plaats van de dijkdoorbraak staat een modern dijkmagazijn, het ‘Pratende Huis’, dat het verhaal vertelt van deze locatie.


Aardappels, bieten, veldbonen en kool bezetten de akkers in de Wieringermeer. De velden kool lijken machinaal geoogst te worden, maar schijn bedriegt. Twee mannetjes lopen voor de trekker uit om de kolen uit de wortelrozet te snijden en te deponeren in de kratten op de vorklift van de trekker.


Soms te midden van de commerciële akkers een ‘Wintervoedselakker’ met een mengsel van kruiden en bloemen, die niet geoogst gaan worden en kunnen dienen als voedselbron en schuilplaats voor vogels en knaagdieren tijdens de winterperiode. Enkele andere akkers kleuren helemaal blauw van de korenbloem en geel van de ganzenbloem.


Een van de negenennegentig enorme molens van Windpark Wieringermeer – het grootste windmolenpark van Nederland op land – heeft net nieuwe ‘vleugels’ gekregen. Het samenspel van molen en hijskraan is een indrukwekkend staaltje van technisch vernuft. Tien jaar lang gaat de stroom van dit park overigens naar Microsoft, dat een datacentrum heeft in Middenmeer.      


Langs gemaal Lely bereiken we Medemblik en zitten weer op de Westfriese Omringdijk. In de binnenstad passeren we het station van de stoomtram Medemblik–Hoorn. Dit tripje naar Hoorn is mooi te combineren met de NS spoorlijn Hoorn–Enkhuizen en de boot van Enkhuizen terug naar Medemblik. Of andersom. Een leuke dagtrip met drie museale Westfriese steden.


Naast het station staat het opvallende Stadhuis van Medemblik uit 1939 met een traditionalistische uitstraling. Met VOC schepen als versierselen langs het bordes en een leeuw op de hoogste trede van de trapgevel.


We drinken koffie met koffiekaatje in de winkelstraat. De kermis wordt afgebroken en verhuist de komende dagen naar Hoorn.


Kasteel Radboud is prachtig gelegen aan het water van het IJsselmeer. Floris V, graaf van Holland en Zeeland (1254–1296), liet deze dwangburcht bouwen nadat hij rond 1288 West-Friesland had onderworpen. Een jaar later verleende hij stadsrechten aan Medemblik, dat daarmee de oudste stad van West-Friesland is. Het kasteel zou zijn gebouwd op de fundering van de burcht van Radboud, een vroeg-middeleeuwse koning van de Friezen, vandaar de naam.


Net buiten Medemblik ligt het stoomgemaal ‘De Vier Noorder Koggen’ uit 1869. Het doet mij meteen denken aan het wereldberoemde Woudagemaal bij Lemmer. Waarom is dit nog oudere gemaal niet wereldberoemd? De stoom komt uit de neusgaten, dus het gemaal is nog operationeel. In het iets nieuwere deel (1907) is het Stoommachinemuseum gevestigd. Wel een vreemde naam overigens voor een gemaal. Een ‘kogge’ was een gebied dat een kogge(schip) met bemanning moest leveren wanneer de graaf van Holland weer eens ten oorlog trok. Over de Fries-Hollandse Oorlogen komen we nog wel te spreken als we eenmaal aan de overkant in Friesland zijn!


In een binnendijkse poel verpozen een aantal grauwe ganzen met  ertussen forse bruine eenden met lichte kop. Voor het eerst zie ik bewust casarca’s, eindelijk! Vriend Jan laat weten dat hij nog nooit van de casarca heeft gehoord.


Op de dijk bij Andijk een tweedimensionale afbeelding van dijkenbouwers en de tekst ‘Honderd jaar droge voeten (2016)’. Maar hè, iets ten zuiden van Hoorn zagen we gister toch een monument voor ‘Drie eeuwen droge Westfriese voeten’, met een laatste breuk van de Omringdijk in 1675? Toch klopt het wel. In januari 1916 kregen de Nederlandse binnenwateren te maken met de Zuiderzeevloed. Waterland, Arkemheen-Eemland en een groot gebied rond de monding van de IJssel overstroomden. Vissersboten werden op de kade van Spakenburg tegen de huizen gesmeten (‘Arkemheen-Eemland’. In: Tureluren, 2015). Bij Andijk op de Westfriese Omringdijk ging het ook bijna mis, maar met grote inspanning van de bewoners heeft de dijk het gehouden. Het monumentje refereert aan dit kunst-en-vliegwerk. Uiteindelijk was deze Zuiderzeevloed het laatste zetje voor de aanleg van de Afsluitdijk.


Het fietspad ligt gelukkig – in tegenstelling tot de paden in de Wieringermeer – boven op de Omringdijk met zicht naar beide zijden. We zien kleine zilverreigers in binnendijkse poelen en buitendijks vissersboten die hun fuiken legen, omringd door een enorme schare meeuwen.


Vuurtoren De Ven bij Oosterdijk onderbreekt de monotonie van de dijk. Een buitendijkse vlakte heeft bezoek van een grote groep brandganzen. Een flinke groene rups met schijnogen op zijn kop steekt het fietspad over. De donkere olifantrups indachtig, die ik tegenkwam bij de Ravenvennen, blijkt dit een jonge rups te zijn van dezelfde vlinder, groot avondrood (zie W300: ‘Ravenvennen’).


De gebouwen van groentezaadfirma ENZA (Enkhuizer Zaadhandel) kondigen Enkhuizen aan. Het is slechts één van meerdere zaadfirma’s rond deze stad. Ik heb ooit een poging ondernomen om bij dit familiebedrijf enige fondsen te werven voor het documenteren van de Afrikaanse groenten binnen het grote documentatieproject PROTA (Plant Resources of Tropical Africa). Tevergeefs, but that was all in the game. 


Ook Enkhuizen is een stadswandeling meer dan waard. Wij lunchen aan de voet van de Drommedaris uit 1540, het bekendste gebouw van Enkhuizen, ooit de zuidelijke toegangspoort tot de stad.


Vanaf Enkhuizen – de oprit van de Houtribdijk voorbij – fietsen we langs het Markermeer in plaats van het IJsselmeer. Bij Oosterleek onderbreekt opnieuw een lichtbaken de monotonie van de dijk. Het Leker Vuurtje is voorzien van een dichtregel van ene Emily Dickinson: ‘De zon zou ons niet kunnen schelen, lief, als zij niet onderging’. De zon zou ons zeker kunnen schelen, schattebout, als zij niet meer opkwam.     


Binnendijks een weiland met een grote groep goudplevieren. En in een waterpartij een solitaire lepelaar, omringd door een viertal casarca’s. Ik weet immers sinds vanmorgen hoe ze er in het echt uitzien.


We zijn terug in Hoorn en Zwaag, laden de fietsen op de auto, rijden naar Den Oever om de geparkeerde auto op te halen, rijden met beide auto’s de Afsluitdijk over (in plaats van gedoe met de fietsbus, vanwege werkzaamheden aan de sluizen), parkeren één auto in het Friese Zurich en rijden door naar onze tweede overnachtingsplek in Bant in de Noordoostpolder. Onderweg eten we in het gezellige centrum van Lemmer.


In ‘De Buxushof’ in Bant worden we gastvrij ontvangen door ‘Vrienden op de fiets’ Lenie en Egbert. We hebben een tuinhuis tot onze beschikking, van alle gemakken voorzien. Alleen is slapen met z’n tweeën in een saunacabine mij iets te benauwend. Ik creëer mijn eigen nestje op de bank in de ‘televisiekamer’.


Vriend Jan trekt nog enkele baantjes in het met schuifpuien overdekte zwembad in de tuin. Een aangename ‘verkoeling’ in water van dertig(!) graden, na een bloedhete dag met temperaturen tegen de dertig.     

 

 

[Beeldverhaal]


Gepost: 20 Augustus 2024

 

Fietsknooppunten: 66, 39, 25, 28, 97, 98, 63, 90, 74, 57, 16, 15, 14, 30, 12, 28, 47, 10, 09, 80, 62, 59, 60 (75 km)