FIETSEN: Blankenham

Begin februari was er in de media veel aandacht voor de grootste natuurramp in Nederland van de negentiende eeuw, dit jaar tweehonderd jaar geleden: de watersnoodramp van 3–5 februari 1825, die vooral Overijssel en Friesland trof. 


De watersnoodramp van 1953 in Zuidwest-Nederland is iedereen wel bekend, omdat het uiteindelijk leidde tot de imposante Deltawerken. De jaarlijkse herdenking vindt plaats op 1 februari bij het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk (‘Oosterschelde 3’. In: Dreamgirls, 2018). 


Toch leidde de ramp van 1825 bijna een eeuw later tot de Zuiderzeewet van 1918, al was het de Zuiderzeevloed van 1916, die het laatste zetje gaf voor de bouw van de Afsluitdijk (1932) en de drooglegging van de Flevopolders.


Erg bekend is de stormramp van januari 1916 niet. Van deze Zuiderzeevloed ben ik op mijn tochten wel sporen tegengekomen. Bij de haven in Spakenburg staat een standbeeld van Wilhelmina, die terplekke de schade kwam inspecteren (‘Arkemheen-Eemland’. In: Tureluren, 2015). Een bord op de Westfriese Omringdijk bij Andijk verhaalt dat de dijk het uiteindelijk net hield (‘IJsselmeer – Etappe 1 & 2’. In: Zafira, 2024). 


Van de omvang van de ramp in 1825, vergelijkbaar met 1953, was ik me niet bewust, hoewel ik ook van deze ramp sporen ben tegengekomen. Bij de Sint-Nicolaaskerk van Broek in Waterland staat een gedenkpaal met het destijds bereikte waterpeil (‘Waterland’. In: Dreamgirls, 2018). En langs het Veluwemeer ter hoogte van Doornspijk resteren slechts fundamenten van de Sint-Ludgeruskerk, die destijds door het water werd verzwolgen (‘Veluwemeerkust’. In: 1000110, 2019).


Door de aandacht en de herdenkingen weet ik nu dat de zwaarst getroffen gebieden in Friesland en Overijssel lagen. Dijkdoorbraken tussen Workum en Hindeloopen, maar ook tussen Lemmer en Schoterzijl zetten de helft van Friesland onderwater (inclusief mijn geboorteplaats Sneek), gelukkig met een beperkt aantal doden (17). De meeste slachtoffers (305) vielen in Overijssel, waar de zeedijken tussen Kuinre –Blokzijl – Vollenhove – Zwartsluis alsook de Kamperzeedijk (zuidoever van huidige Zwarte Meer) het op vele plekken begaven. Met zes doorbraken vlakbij elkaar en dertig slachtoffers wordt het dorp Blankenham (tussen Kuinre en Blokzijl) sterk met de ramp geassocieerd.


Op 4 februari dit jaar om 18.25 uur luidden vele kerkklokken in het Overijsselse rampgebied driehonderdvijf keer om de slachtoffers te gedenken. De hoogwaterkanonnen tussen Vollenhove en Kuinre werden afgevuurd, want zo werd de lokale bevolking tot 1932 geïnformeerd over hoogwater dreiging. Overigens werden deze kanonnen pas geplaatst na de ramp van 1825, ofwel nadat het kalf – eufemisme voor 46,000 stuks vee – verdronken was.  


Op donderdag, 13 februari 2025, fiets ik over kronkelende voormalige zeedijken van het oude land tussen Vollenhove en Lemmer en terug via de lange rechte wegen van het nieuwe land in de Noordoostpolder.


Ik trotseer de Code Geel waarschuwing voor de vier noordelijke provincies (sneeuw, gladheid) en kom niets van dit alles tegen, afgezien van wat sneeuwresten in dakgoten van boerderijen. 


De historische kernen van Vollenhove en Blokzijl bezocht ik al eens, dus daar wijd ik niet te veel over uit voor zover ze niet met deze watersnoodramp te maken hebben.


Ik start aan de noordkant van Vollenhove en zit meteen op een mooi pad langs het Vollenhovermeer. Vollenhovermeer en Kadoelermeer zijn de twee vrij kleine randmeren aan de oostkant van de Noordoostpolder. Noordelijker ligt de polder vrij strak zonder waterpartijen tegen het oude land aan. 


Mooie rietkragen  langs het meer en grotere rietvelden, waar rietsnijders actief zijn geweest. Enorme stapels rietschoven liggen te wachten om opgehaald te worden.


Dan bereik ik op de Vollenhoofsedijk het Gemaal A.F. Stroink in het Ettenlands Kanaal, dat de waterstand in de Kop van Overijssel reguleert. Het kanaal staat in verbinding met de Beulakerwijde van Nationaal Park Weerribben-Wieden. Dit laagveenmoeras bestond door de vervening uit petgaten (weren) en legakkers (ribben), maar onder andere door de ramp van 1825 werden legakkers weggeslagen en ontstond open water, de zogenaamde wijden of wieden, waaronder de Beulakerwijde.


Vanaf hier rijgen de kolken zich aaneen, diepe vijvers binnendijks, waar na een dijkdoorbraak de nieuwe dijk omheen werd gelegd. De kolken liggen dus aan de beschermde landzijde. Ze zijn het domein van wilde eenden, smienten en grote zaagbek, maar ook van zwarte fruinen. Een legende verhaalt dat de Germaanse godin Friog een gedrocht baarde na een korte relatie met de duivel. Ze wilde het kind verdrinken, maar de fruin kwam in een hol terecht en werd opgevoed door otters. Zwarte fruinen vermenigvuldigen zich elke honderd jaar door deling, dus inmiddels leven er honderden in de kolken. Je hoort ze slechts tijdens stormachtige nachten.


Ik zou dus geen lid worden van H.S.V. De Oude Kolken vanwege het risico een zwarte fruin aan de haak te slaan. De toevoeging ‘Geen fed. water’ op het bordje in het water intrigeert me. Blijkbaar is al het viswater in Nederland verdeeld over zeven federaties van honderden visclubs. Heb je een Vispas van een bepaalde federatie, dan mag je bij alle aangesloten visclubs gaan hengelen. Maar dus niet in deze kolken, want de hengelsportvereniging van Blankenham is niet aangesloten bij een federatie.


In Blokzijl negeer ik Kaatje (1672–1732) en het sterren restaurant Kaatje bij de Sluis (‘Land van Vollenhove’. In: Siem Sing a Song, 2020) en zoek het doopsgezinde kerkje ‘De Gouden Grendel’, waar op het raamkozijn het waterpeil van 1825 is aangegeven. Het was echt even zoeken, want in Blokzijl zijn drie doopsgezinde kerkjes van drie verschillende doopsgezinde stromingen. Eenmaal gevonden blijkt dat ik omhoog moet kijken naar het streepje, dus zelfs ik zou helemaal onderwater hebben gestaan. Langs de haven staat het hoogwaterkanon dat tijdens de herdenking weer eens mocht vuren.


Nieuw is het borstbeeld van Prins Maurits van Oranje (1567–1625), dat in 2023 werd onthuld. Maurits schonk Blokzijl een aantal voorrechten (eigen waag, wapen en vlag) zonder instemming van de Staten van Overijssel. Beter laat dan nooit moet Maurits hier blijkbaar nog voor bedankt worden.


Op weg naar Kuinre liggen binnendijks prachtige goudgele rietvelden, waar in het geoogste deel de rietschoven nog rechtop staan te drogen. Rond de talloze kolken óók rietkragen, soms contrasterend met de rode stengels van een bosschage van kornoelje.


Ik bereik Blankenham, vernoemd naar de Utrechtse bisschop Frederik van Blankenheim, die het dorp een eigen kerk schonk in 1418. Het huidige kerkje dateert echter uit 1892. Het hoogwaterkanon op de dijk is momenteel in restauratie, maar het kruithuisje staat binnendijks bij een kolk. Hier werd het kruit voor het kanon opgeslagen.


Ik bereik Kuinre met zijn monumentale watertoren (Amsterdamse school). Er zit geen water meer in, maar wel enkele appartementen. Vervolgens naar Slijkenburg en Schoterzijl en dan volg ik de lange rechte Grietenijdijk naar Lemmer. Onderzoek heeft uitgewezen dat de eerste veendijk stamt uit de late middeleeuwen. Hij is daarna een vijftal keren versterkt en opgehoogd. In 1825 zou de dijk op dit traject op dertien plaatsen zijn doorgebroken. Daarvan is weinig meer te zien.


Het meest opwindende langs de dijk is het dorp Bantega, dat door Defensie is uitverkoren als één van de mogelijke vestigingsplaatsen van een nieuw ‘kruithuis’, lees: munitiedepot. Daar wordt met man en macht stelling tegen genomen door middel van ludieke constructies. Bommen hangen aan lantaarnpalen, raketten boren zich in de dijk. Het lijkt ook wel een beetje vreemd om munitie op te slaan buitendijks onder zeeniveau bij een (voormalige) waterkering, nu slaperdijk.    


Ik passeer de rand van Lemmer en fiets dan de lange rechte wegen terug door de Noordoostpolder. Ik kan bijna steeds de oude zeedijken van het oude land zien liggen in het oosten. Regelmatig wordt in de polder een plek gemarkeerd met een silhouet van een boot of vliegtuig bovenop een paal, daar waar boten zijn vergaan of vliegtuigen (vooral in de oorlog) zijn neergestort. Ze kwamen ‘bovenwater’ bij de inpoldering.


Ik doorkruis het grote Kuinderbos. De boswachter met zijn kantoor bij de Veenkuilen is hier nogal actief in het werven van vrijwilligers en fondsen. Zo zie ik een fietspad met de naam ‘Het Rechte Pad, onderhouden door werkgestraften’. Een paar jaar geleden heb ik hier zelf voor twee jaar een fietspad ‘gekocht’ (‘Siem Sing a Song’. In: Siem Sing a Song, 2020).


Ik heb nooit eerder het verkeersbord ‘Zonnende ringslangen’ gezien, maar hier staat het langs de Hopweg. Door de beschutting van het bos ligt her en der nog een restantje sneeuw in de berm, geen geschikt milieu voor zonnende slangen. Langs de greppels in het bos mooie exemplaren van de groenblijvende tongvaren.


Het laatste stukje van de polderwegen is weer een fietspad langs het Vollenhovermeer, met heel in de verte aan de overkant het Gemaal A.F. Stroink, dat de Kop van Overijssel droog houdt zolang de dijken niet opnieuw doorbreken.

 

 

[Beeldverhaal]


Gepost: 24 Februari 2025

 

Fietsknooppunten: 73, 74, 44, 41, 40, 51, 01, 27, 26, 71, 67, 37, 66, 49, 50, (29), 17, 33, 46, 88, 06, 19, 59, 31, 23, 73 (65 km)