WANDELEN: Ravenstein

Eind 2019 maakte ik al eens een fietstocht in het noordelijke deel van het Land van Ravenstein, een flink gebied vanaf de Maas bij Ravenstein tot voorbij Uden (‘Ravenstein’. In: Siem Sing a Song, 2020). Het ontstond in de veertiende eeuw in het woelige grensgebied tussen Brabant, Gelre en Kleef, op een strategische plek om tol te heffen op de Maas. Tot de Franse periode eind achttiende eeuw bleef het Land van Ravenstein een enclave en vrijplaats onder Duitse vorstenhuizen binnen de Republiek der Verenigde Nederlanden, een toevluchtsoord voor katholieken. Hier heeft het de vele kerken en kloosters aan te danken. De Republiek toonde wel af en toe haar macht in Ravenstein. Zo werd het stadje opgetuigd tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568–1648) als één van de elf vestingsteden van de Zuiderwaterlinie, aan de zuidkant van de Maas, gericht tegen de Spanjaarden. 


Zowel langs de Gelderse als de Brabantse oevers van de Maas tussen ‘s-Hertogenbosch en Cuijk worden uiterwaarden heringericht om meer water te kunnen verstouwen. Een mooi voorbeeld daarvan is de Hemelrijkse Waard tussen Lithoijen en Oijen (‘Hemelrijkse Waard’. In: No.10, 2023). De waterstanden zijn vandaag laag genoeg om wat in de uiterwaarden te struinen in het Land van Ravenstein.


Ik verlaat op dinsdag, 26 november 2024, station Ravenstein (op de lijn Nijmegen–’s-Hertogenbosch) aan de achterkant via het Stationspad, een fietspad door weilanden waar twee ezels onder een afdakje zielig staan te doen. Het is alsof ze in een bushokje staan te wachten op de bus, die maar niet wil komen.


Waar het fietspad eindigt (of begint) is een symbool op de weg geschilderd: het onderstel van een fiets wordt bekroond door een driepuntige kroon. Ik heb de Heemkundige Vereniging Ravenstein om uitleg gevraagd, maar die geven niet thuis. Misschien gewoon een creatieve gemeentewerker.


Een kleine strook langs de weg is ingericht als griend met enkele wilgen voor een handjevol tenen.

Westelijk van Ravenstein kondigt het eerste dorp – Deursen – zich aan middels de Sint-Vincentiuskerk uit 1877. Net buiten het dorp zie ik de kleine torenspits van voormalig klooster Soeterbeeck van de Augustinessen, nu een vergader- en conferentiecentrum van de Radboud Universiteit.


En midden in het dorp de achtkantige Sint-Rochuskapel uit 1745. Rochus houdt zelf de wacht in een soort wachthuisje bij het toegangshek, vanachter een dik traliewerk. Rochus van Montpellier (1295–1327) is één van de zes pestheiligen, zoals blijkt uit de bijna onleesbare tekst boven de entree: ‘Degenen die geslagen worden door de pest en den bijstand van Rochus aanroepen zullen gezondheid verwerven’.   


Tegen Deursen aangeplakt ligt dorp Dennenburg met nog een monumentaal kerkje in privaat eigendom, de Sint-Michaëlskerk. Eerste vermelding stamt uit de elfde eeuw, maar onderdelen zijn op verschillende momenten toegevoegd of vernieuwd. De kerk ligt op een Maasduin en werd in het verleden regelmatig omgeven door Maaswater. Het werd dan ook de Brabantse ‘Mont Saint-Michel’ genoemd.


Vanaf hier wordt het boerenland gedomineerd door de Radio/TV-toren die ligt tussen Megen en Haren. Een enorme groep meeuwen cirkelt in de buurt van de toren. Een groep spreeuwen volgt vanuit een boom langs de weg mijn bewegingen. De snavels allemaal dezelfde kant op, klaar om het eerste ‘schaap’ dat wegvliegt blindelings te volgen over de dam. Een blauwe bliksemschicht steekt de weg over, weg ijsvogeltje. Ook de koeien in een ‘all you can eat’ stal kijken me nieuwsgierig na, als ze even hun snuit uit het kuilvoer halen. 


De sloten zijn uitgebaggerd en de hopen plantenresten, soms met een trotse aar van een lisdodde erboven uitstekend, liggen langs de weg. Een grote hoeveelheid biomassa die hergebruikt gaat worden, neem ik aan.


‘In alle st(r)aten’ is een groot recreatiecentrum ‘in the middle of nowhere’, met een indrukwekkend klimpark, mooie klimwand, escape-room en feestzalen. Zelfs overnachting in de Bedstee Boerderij is mogelijk. En voor zwaluwen is er het Zwaluwhotel.


Enkele bomen langs de weg hebben een rouwlint om de stam met de tekst ‘Voor deze boom is een kapaanvraag ingediend’. Ik vraag me af door wie en bij wie deze aanvraag is ingediend? Het is in elk geval goed dat de gemeente bij zichzelf te rade gaat of de bomen echt moeten verdwijnen.


Via een stukje drassig bos bereik ik de Ravensteinsedijk bij de Radio/TV-toren. In een internetfilmpje leidt de beheerder je rond langs de faciliteiten van de toren. Op het hoogste platform onder de antenne hoor je de slechtvalk krijsen tegen de indringers. Maar de slechtvalk wordt gekoesterd, want die houdt duiven op afstand zodat voorkomen wordt dat duivenpoepjes op de antenne storingen veroorzaken. De toren is onderdeel van een netwerk van tientallen torens die een landelijke dekking van radio- en tv-signalen moeten garanderen.


De dijk loopt hier langs de Vliet, een oude Maasloop, die een flinke meander – de Maasakker – deels omsluit. Deze meander dient voor piekberging van Maaswater. Ik doorkruis deze meander langs afwateringssloten met rietkragen. Langs de Maasakkerstraat vliegt een groep kramsvogels een tijdje voor me uit in de bomen en in een wilde rozenstruik zit een groenling te peuzelen van de bottels.


Ik kom weer op de Maasdijk bij Dieden. In een bocht van de dijk zou een kasteel hebben gelegen, maar ik ben niet onder de indruk van de restanten. Wel van het mooie middeleeuwse dijkkerkje, de Sint-Laurentius, nu een kunstatelier. Op de dijk langs de kerk staat een rij monumentale walnotenbomen. Moet terugdenken aan een vierdaagse fietstocht langs de Schelde en zijrivieren in België. Bijna alle laanbomen in dat deel van België zijn walnotenbomen, zodat de Belgen bij klimaatverandering gevrijwaard zijn van hongersnood door de noot (‘Dender en Schelde’. In: Zafira, 2024). Langs de dijk staat ook een stellingmolen uit 1865. De ‘stelling’ heeft niks van doen met de naam ‘Stella Polaris’, wat staat voor Poolster in de Kleine Beer.


Het volgende dijkdorp is Demen. ‘De Tuinen in Demen’ is een complex van een twintigtal tuinperken met verschillende plant- en kleurcombinaties (bolgewassen, voorjaarsbloemen, rozen, pioenrozen, asters, etc.), gelegen binnendijks aan de rand van het dorp. Nu is het uiteraard maar een kale boel.


Pierre Cuypers (1827–1921) heeft zich verwaardigd om de Sint-Willibrorduskerk te ontwerpen in 1858. Ik loop om de kerk heen en passeer zo een kleine bijzondere begraafplaats langs de noordgevel, helemaal gereserveerd voor de familie Van den Bergh, vanwege hun belangrijke financiële bijdrage aan de realisatie van de kerk. Mijn lieve echtgenote, Marita van den Bergh, is zich van geen kwaad bewust.    


Bij een boerderij achter de kerk ligt een gerestaureerd achtkantig karnhuisje. Het zal wel. Van buiten is er weinig aan te ontdekken. Binnen bestaat het principe uit het in beweging brengen van de volle melk, waardoor het melkvet samenklontert tot boter en na het afscheppen magere melk resteert. 

Op de dijk een mooi gestileerd beeld van een moeder met enkele kinderen tegen zich aangedrukt, zwoegend tegen de wind in: ‘Water–Wind–Waakzaamheid’ is de titel.


Bij Bistro Tante Es (geen familie van typetje Tante Es uit Suriname) is de voortuin een chaotische uitstalling van attributen. Hier neem ik het pad naar het Voetveer Demen–Batenburg in winterrust. Dan volg ik de oever van de Maas stroomopwaarts, tussen enorme tomen ganzen door, vooral kolganzen met hun witte voorhoofd, maar ook grauwe ganzen en kleinere groepjes brandganzen en Nijlganzen. Ik geloof dat ik ze ongewild allemaal in de lucht heb laten vliegen.  


Op de Maas varen voorbij de identieke The-An III en The-An XIV uit Kerkdriel. Een belletje rinkelt. En verdomd, eerder zag ik de The-An XV en de The-An VI in Sluis Empel tussen het Maximakanaal en de Maas (‘Tempel van Empel’. In: Paradijs, 2022). Een flinke rederij dus, actief op de Maas.


Bij Neerlangel verlaat ik even de uiterwaarden om een kijkje te nemen bij de Sint-Jan de Doperkerk, met de oudste kerktoren van Brabant, althans het elfde-eeuwse tufstenen onderstel van de toren. Het kerkje is het hele jaar open voor mijn moment van rust en contemplatie. “Hoe heeft het zover kunnen komen? Hoe ben ik tot hier kunnen geraken?


Via de uiterwaarden bereik ik de spoorbrug over de Maas bij Ravenstein. Spoorwegmedewerkers zijn het talud aan het verstevigen en willen mij eigenlijk niet onder de brug doorlaten. Met mijn argument dat ik een NS-wandeling loop, kan ik hen vermurwen. ‘‘Heb je wel ingecheckt?”, vraagt de leukste van het stel. Enkele bolwerken met kanonnen en stadspoorten (Maaspoort, Kasteelsepoort) langs de dijk herinneren aan het verdwenen kasteel en het verleden als vestingstad. De Sint-Luciakerk in Duitse barokstijl aan de langdurige zeggenschap van Duitse keurvorsten over het Land van Ravenstein.

 

  

[Beeldverhaal]


Gepost: 12 December 2024

 

NS-wandeling: Land van Ravenstein (16 km)